- Opinie
- |
- Leermiddelen
- |
- vo
De leermiddelenmarkt: dat ben je zelf!
Enige tijd terug gaf ik een presentatie over de leermiddelenmarkt in het voortgezet onderwijs. Toen ik liet zien dat de drie grootste uitgevers (Noordhoff, Malmberg en ThiemeMeulenhoff) een gezamenlijk marktaandeel van ruim 80 procent hebben, vroeg een van de toehoorders – bijna verontwaardigd – hoe dat nu toch mogelijk was. Mijn simpele antwoord: “Omdat jullie daar zo veel kopen!”
Door Willem-Jan van Elk
Een markt is een plaats waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten. Kijken naar marktaandelen is dan ook als kijken in de spiegel: je ziet wat je zelf koopt. We doen massaal boodschappen bij Albert Heijn en Jumbo, kopen online bij Bol en Coolblue, en luisteren naar muziek op Spotify. Daarom zijn zij marktleider. En we kopen daar omdat we de kwaliteit van hun producten of diensten goed vinden, omdat we gemak ervaren, enzovoort.
Dat is in de leermiddelenmarkt niet anders. Leraren kiezen voor een uitgever omdat ze vinden dat die inhoudelijk goede spullen levert. Zowel grote als kleine educatieve uitgevers verstaan hun vak: ze luisteren naar de vraag in hun markt, met name naar die van leraren. Dat zijn immers de gebruikers en meestal ook de beslissers als het gaat over de te kiezen methode. Uitgevers volgen de ontwikkelingen in een vakgebied, en spelen in op de vragen die in het onderwijs leven. De methoden die zij leveren zijn vaak het resultaat van vele jaren investeren en bouwen, verbeteren, innoveren en beproeven in de praktijk. Leraren blijven de producten gebruiken, dus blijkbaar vinden ze het prettig om met deze producten te werken en vinden ze deze kwalitatief goed.
De drie grote uitgevers zijn overigens óók groot, omdat ze leermateriaal leveren voor vrijwel alle basisvakken in het voortgezet onderwijs: talen, exacte vakken én zaakvakken (alleen bij wiskunde is de situatie anders, omdat Malmberg en ThiemeMeulenhoff daar geen methode voor leveren).
Kleinere uitgevers zijn meer gespecialiseerd; zij leveren leermateriaal voor één of enkele vakken: alleen economie, alleen maatschappijleer, alleen levensbeschouwing, alleen klassieke talen, enzovoort. Ook daar zijn er uitzonderingen. Zo leveren Boom en Blink allebei materiaal voor Nederlands, Engels en geschiedenis, en Boom bovendien voor wiskunde en natuur-/scheikunde.
Dit alles betekent overigens óók dat er voor vrijwel alle vakken keuze is uit vier of meer leveranciers en evenzoveel (goede) methoden. Misschien is dat voor een klein taalgebied – met 1 miljoen leerlingen in het vo – wel heel behoorlijk. Maar ook dan zullen sommige scholen niet de didactische aanpak of het prijs-productmodel vinden dat ze zoeken.
Natuurlijk zijn er ook zaken in deze markt die het onderwijs graag anders zou willen zien:
- De leermiddelenmarkt is een ‘mkb-markt’, met een klein aantal (enkele tientallen uitgevers) producenten en een zeer groot aantal (bijna 1.500 scholen) afnemers. Daarmee is het ook een markt van min of meer standaardproducten, omdat het leveren van maatwerk per school niet uitvoerbaar en ook niet betaalbaar is.
- De leveranciers willen goede en goed verkopende producten maken en richten zich daarbij op een koopkrachtige en dus een breed levende vraag (zeg maar: de vraag van ‘het peloton’). Specifieke vragen van bijvoorbeeld innovatieve scholen zullen dus minder snel door uitgevers worden beantwoord.
- Het enkele jaren geleden ontwikkelde LiFo-productprijsmodel biedt meer ruimte voor maatwerk, maar roept discussies op over de vorm van het leermateriaal. Scholen moeten een licentie afnemen en kunnen geen herbruikbaar leerboek meer kopen. Er zijn dan ook nu veel vragen over de duurzaamheid van het LiFo-model.
- Daarbij zijn ook de steeds toenemende kosten van leermateriaal voor scholen een groeiende zorg. Het ministerie van OCW heeft in een kamerbrief aangegeven onderzoek uit te laten voeren naar het gebruik van LiFo en de prijsontwikkeling van leermiddelen. De branchevereniging van uitgevers MEVW werkt daaraan mee.
De methodes zijn dus inhoudelijk goed, maar zullen (en kunnen) niet perfect aansluiten op de wensen van elke individuele school of vaksectie. De verplichting een LiFo-licentie te kopen en de (mede daardoor) toenemende kosten zijn voor vele scholen een probleem.
Het gevoel dat ‘het onderwijs’ niets te zeggen heeft op de leermiddelenmarkt is echter niet terecht. Natuurlijk hebben uitgevers een grote invloed op de markt, maar scholen moeten hun eigen invloed niet onderschatten.
Door in scholen bewust keuzes te maken en zo nodig te switchen naar een ander product, door gebruik te maken van (en samen te werken aan) open leermateriaal, door gezamenlijk in te kopen en invloed uit te oefenen, en door nadrukkelijker te vertellen wat scholen en docenten wel en niet willen. En dus ook: door niet te kopen wat je niet wilt…
Want uitgevers leveren uiteindelijk wat het onderwijs vraagt, en het onderwijs koopt wat het wil.
Over de auteur Willem-Jan van Elk
Willem-Jan van Elk is strategisch adviseur leermiddelen en toetsen bij Kennisnet en expert op het gebied van de (digitale) leermiddelenmarkt.
Lees meer
Data en onderzoek zorgen voor een scherpe blik
- Opinie
- |
- Beleid en organisatie
- |
- po
- vo
Weten waar je het over hebt. Handelen op basis van onderzochte resultaten, anders gezegd: ‘evidence-based’ of ‘evidence-geïnformeerd’. Sla ons Jaarplan uit 2023 erop na en je leest deze term vaak terug. Wat Larissa Zegveld betreft kunnen we in het onderwijs veel meer uit onderzoek en data halen dan we nu doen.
De kracht van open leermateriaal
- Opinie
- |
- Leermiddelen
- |
- po
- vo
- mbo
Kennisnet stimuleert het gebruik van open digitaal leermateriaal al meer dan 10 jaar. Het is tijd voor een flinke stap vooruit, vindt Larissa Zegveld, directeur van Kennisnet.