- Uitleg
- |
- Leermiddelen
- |
- vo
De leermiddelenmarkt in het vo verandert fundamenteel door LiFo
Scholen in het voortgezet onderwijs willen leermiddelen die goed passen bij hun onderwijs, leerlingen en docenten. Marktpartijen spelen hierop in en dat heeft flinke gevolgen. Voor het aanbod van leermiddelen, én voor alle partijen op de leermiddelenmarkt. Vooral digitalisering van lesmateriaal en de invoering van LiFo (Licentie-Folio) door grote uitgeverijen zetten de markt op zijn kop.
Door Willem-Jan van Elk
De vraag naar leermiddelen vanuit het onderwijs verandert. Scholen willen recht doen aan verschillen tussen leerlingen en meer maatwerk leveren. Dat vraagt om variatie in het lesmateriaal, en het combineren van materialen uit verschillende bronnen (open leermiddelen of commercieel materiaal). Ook gebruiken scholen steeds meer digitaal materiaal, zoals audio, video, en interactief materiaal. Verder spelen de elektronische leeromgeving (ELO) en samenwerkingsomgevingen als Microsoft Teams en Google Classroom een steeds grotere rol.
Uitgevers spelen in op deze vraag en de digitalisering door hun methodes te verrijken met digitale functionaliteiten, zoals digitaal oefenmateriaal en toetsen, al dan niet adaptief. Rond dit materiaal bieden uitgevers ook steeds meer ELO-achtige functionaliteiten. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel de docent als de leerling de voortgang en resultaten volgen in een dashboard.
Digitale licentie en leer-werkboek
De markt van leermiddelen in Nederland wordt gedomineerd door drie grote uitgevers: Noordhoff, Malmberg en ThiemeMeulenhoff. Samen zijn zij goed voor ruim 80 procent van de omzet. Sinds enkele jaren bieden zij hun materiaal op een andere manier aan, namelijk als LiFo-product (Licentie-Folio). De school schaft een digitale licentie aan waarmee de leerling toegang krijgt tot het leermateriaal van alle leerjaren en alle niveaus van de methode. Daarnaast kan de school een papieren versie van het materiaal aanschaffen (de ‘folio’). Dit papieren leer-werkboek mag de leerling houden.
Bekostiging leermateriaal
Scholen betalen het leermateriaal. Dat is zo sinds de komst van de Wet Gratis Schoolboeken uit 2008. Scholen ontvangen daarvoor € 340 per leerling per jaar (prijspeil 2023) en geven in de praktijk ook rond dit bedrag uit, zoals blijkt uit dit onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW. In totaal besteden vo-scholen ruim € 300 miljoen per jaar aan leermiddelen. Deze bestedingen zijn zodanig hoog dat de schoolbesturen de inkoop van leermiddelen Europees moeten aanbesteden.
Het bedrag dat scholen per leerling ontvangen voor de leermiddelen is sinds 2008 licht gestegen, en blijft inmiddels flink achter bij de feitelijke prijs van leermiddelen. Een praktisch gevolg hiervan is dat veel scholen niet meer voor alle vakken leermaterialen (kunnen) kopen.
De traditionele rol van distributeurs
Scholen gebruiken producten van verschillende – vaak tientallen – uitgevers. De meeste scholen willen graag ‘ontzorgd’ worden en gaan daarom in zee met één partij, de distributeur. Althans, zo werkte het tot enkele jaren geleden. Hoe ging dit in zijn werk? Besturen sluiten via een aanbesteding een overeenkomst met een distributeur (TLN/VanDijk, Iddink of OsingadeJong), die zorgt voor de logistiek en de financieel-administratieve afhandeling. De distributeur zorgt dan voor één compleet lespakket per leerling en regelt het bestelproces, één factuurstroom en de managementinformatie.
Scholen konden daarbij kiezen uit een:
- Intern Leermiddelenfonds (ILF): de school koopt de boeken en de distributeur levert deze aan de school. De school regelt vervolgens alles zelf;
- Gefaciliteerd Leermiddelenfonds (GLF): de school koopt de boeken, maar de distributeur zorgt voor de logistiek (met name het verstrekken en innemen van de boeken);
- Extern Leermiddelenfonds (ELF): de school huurt de boeken van de distributeur en de distributeur zorgt ook voor de logistiek.
De meeste scholen kozen voor het iets duurdere ELF- of GLF-model, omdat dit de meeste ontzorging biedt. De komst van het LiFo-model heeft deze werkwijze én de verhoudingen in de markt ingrijpend veranderd.
LiFo: voordelen en aandachtspunten
Voordelen voor scholen
Het LiFo-model biedt scholen voordelen:
- De licentie voor het digitale materiaal biedt flexibiliteit. Scholen kunnen de leerroute beter aanpassen aan de behoefte van de leerling. Leerlingen krijgen toegang tot alle niveaus en leerjaren van de methode. Zij kunnen dus even vooruit werken, stof van een periode terug bekijken of tijdelijk op een ander niveau werken.
- Voor een relatief klein bedrag kan de school naast het digitale materiaal ook papieren materiaal kiezen. Daarmee kan een school kiezen voor blended learning, en zelf kiezen in welk tempo ze een stap naar (meer) digitaal wil zetten.
- Leerlingen kunnen hun papieren leerwerkboek behouden en een jaar later bijvoorbeeld nog terugkijken wat ze eerder hebben geleerd. Ze kunnen ook aantekeningen maken in het boek.
- Door het licentiekarakter van het materiaal (zowel papier als digitaal) kunnen uitgevers het materiaal snel actualiseren, en zo nodig elk jaar een nieuwe of verbeterde versie uitbrengen.
- Scholen betalen een vast bedrag per leerling per jaar. Door het licentiekarakter hebben scholen niet meer te maken met afschrijvingen of met voorraadvraagstukken.
- Scholen hebben een rechtstreekse lijn met de producent als er problemen zijn met het materiaal.
Aandachtspunten voor scholen
Naast voordelen zijn er echter ook nadelen en zaken om rekening mee te houden:
- Scholen kunnen de LiFo-leermiddelen rechtstreeks bij de uitgever bestellen, die dan ook voor de levering zorgt. In dat geval valt de distributeur buiten het proces. Scholen moeten dan zelf de distributie naar de leerlingen en het contractmanagement regelen. Dit kan uitbesteed worden, maar het levert wel extra geregel en kosten op.
- Het LiFo-product is vrijwel altijd duurder dan het traditionele materiaal. Zeker als de school voorheen het boek in eigendom had en dat vijf of zes jaar gebruikte.
- LiFo is beschikbaar voor de meeste methoden van de grote uitgevers, maar voor de overige uitgevers/leermiddelen zullen scholen nog steeds een distributeur nodig hebben.
- Voor uitgevers is rechtstreeks leveren aan scholen nog een betrekkelijk nieuwe activiteit. Zowel voor papieren als digitaal materiaal. Voor een school kan dat een risico’s vormen voor de betrouwbaarheid.
Voordelen voor de uitgever
Voor de uitgeverij biedt het LiFo-product ook belangrijke voordelen:
- Er is een regelmatige jaarlijkse en voorspelbare inkomstenstroom aan licentiegeld en geld voor leer-werkboeken. Dat is bij huurboeken anders. Hierbij kopen distributeurs bij het uitkomen van een nieuwe editie in één keer een zeer grote hoeveelheid boeken, en in de jaren daarna beduidend minder.
- De productenportfolio is eenvoudiger en dus goedkoper, omdat er geen aparte leer- en werkboeken meer zijn én omdat er niet langer meerdere edities naast elkaar hoeven te bestaan.
- De uitgeverij kan de LiFo-boeken zelf leveren, zonder tussenkomst van een distributeur, omdat de boeken niet ingenomen hoeven te worden. Die blijven immers bij de leerlingen.
Zware tijden voor distributeurs
Met de komst van het LiFo-product is de uitgever de dominante marktpartij geworden. Voor de distributeurs van leermiddelen heeft deze ontwikkeling grote gevolgen. Voor hen valt het lucratieve verhuurmodel van schoolboeken weg, en daarmee verdwijnt ook een fors deel van de omzet en de winst. Mede hierdoor kwam distributeur Van Dijk in acute problemen in het voorjaar van 2022. Ook de andere distributeurs merken de veranderingen in de markt.
Een markt in onbalans
De leermiddelenmarkt kent een klein aantal grote leveranciers: drie grote uitgeverijen en drie distributeurs. Daar staat een zeer groot aantal kopers tegenover: ruim 300 besturen, met meer dan 1.400 scholen. In een dergelijke markt bieden de leveranciers min of meer standaardproducten en diensten aan, omdat het niet doenlijk en betaalbaar is deze af te stemmen op specifieke wensen van individuele scholen. In een dergelijke markt is het voor de kopers niet eenvoudig mogelijk om invloed uit te oefenen op het aanbod, de prijs of op de marktcondities.
In vrijwel alle scholen
De drie grote uitgevers in het voortgezet onderwijs leveren de meeste methoden volgens een LiFo-model: Malmberg noemt het de MAX-methode, ThiemeMeulenhoff noemt het LRN-line, en Noordhoff NU FLEX. Vrijwel alle scholen nemen inmiddels het LiFo-product van de grote uitgevers af, al was het maar omdat deze uitgeverijen het lesmateriaal niet meer leveren in de traditionele vorm.
Gezamenlijke inkoop
Scholen hebben dus minder keuze. Voor besturen en scholen in het voortgezet onderwijs is in deze nieuwe situatie de vraag hoe zij invloed op de markt kunnen uitoefenen. Een belangrijke manier om dat te doen is door vraagbundeling en gezamenlijke inkoop, zoals scholen dit regelen via SIVON, de inkoopcoöperatie voor primair en voortgezet onderwijs.
Het is niet wenselijk dat LiFo het enige leveringsmodel wordt. Als scholen bijvoorbeeld minder flexibiliteit nodig hebben, en als ze een leerboek willen kopen en dat over een langere tijd willen afschrijven, dan moet dat mogelijk blijven.
Project Toekomst Distributie
Als de uitgever rechtstreeks aan scholen levert, wordt de leermiddelenketen korter. Daarvoor moeten nog wel wat hobbels worden genomen: scholen moeten hun contractmanagement organiseren en de uitgevers moeten laten zien dat de levering van licenties vlekkeloos kan verlopen.
Daarom is SIVON het project Toekomst Distributie gestart. Het doel: een stabiele en toekomstbestendige leermiddelenketen, met een hoge leverbetrouwbaarheid. Resultaat hiervan is onder meer een rapport met randvoorwaarden, trends, knelpunten en oplossingsrichtingen dat in mei 2023 verscheen. Kennisnet levert een belangrijke bijdrage aan dit project.
Ondersteuning op het gebied van leermiddelen
Kennisnet ondersteunt het onderwijs op verschillende manieren op het gebied van leermiddelen, in samenwerking met andere publieke organisaties zoals de samenwerkende schoolbesturen, sectorraden, SIVON en het ministerie van OCW.
Toekomstbestendig maken van de leermiddeleninfrastructuur
In verschillende samenwerkingsverbanden werkt Kennisnet aan het verbeteren en vernieuwen van de infrastructuur rond leermiddelen. Bijvoorbeeld via Edu-V.
Lees meer over Edu-VOntwikkelen van open leermateriaal
Open leermateriaal is vrij beschikbaar en veelal vrij aan te passen leermateriaal. Het wordt vaak gebruikt als aanvulling op de bekende educatieve methodes. Waar is het te vinden? Hoe kun je het gebruiken?
Ga aan de slag met open leermateriaalOver de auteur Willem-Jan van Elk
Willem-Jan van Elk is strategisch adviseur leermiddelen en toetsen bij Kennisnet en expert op het gebied van de (digitale) leermiddelenmarkt.