- Uitleg
- |
- Beleid en organisatie
- |
- po
- vo
- mbo
Geef kansengelijkheid meer aandacht bij digitalisering in het onderwijs
Onderwijs wordt gezien als de grote gelijkmaker, maar biedt niet alle leerlingen gelijke kansen. Digitalisering kan een positief effect hebben op de kansengelijkheid in het onderwijs en wordt soms beschouwd als onderdeel van de oplossing om tot meer kansengelijkheid te komen. Maar zonder duidelijk beleid neemt de kansenongelijkheid bij de inzet van digitale middelen juist verder toe. In dit artikel brengen we de belangrijkste aandachtspunten voor digitaliseringsbeleid in kaart en laten zien dat afhankelijk van de thuis- en schoolsituatie van een leerling een middel zowel positief als negatief kan uitvallen.
Door Lotte Dondorp, Eugenie Zwanenburg, Remco Pijpers
In onze samenleving krijgen kinderen niet altijd dezelfde kansen. Een deel van de oplossingen voor kansenongelijkheid ligt dan ook buiten de directe invloedssfeer van onderwijsprofessionals. Bovendien zijn er veel mechanismes in de manier waarop het onderwijs is ingericht die deze situatie in stand houden. Zoals vroege selectie van leerlingen en gesegregeerde scholen. Tegelijkertijd kunnen onderwijsprofessionals wel degelijk invloed uitoefenen, individueel maar ook door de krachten te bundelen.
Gelijke kansen en digitalisering
Digitalisering voegt een nieuwe dimensie aan het vraagstuk toe. Enerzijds draagt het de belofte van meer gelijkheid in zich: leerlingen kunnen met digitale ondersteuning bijvoorbeeld oefenen op hun eigen niveau. En kinderen die door fysieke of mentale problemen geen les op school kunnen volgen, krijgen met digitale les op afstand toch extra ondersteuning. Anderzijds zien we dat digitalisering zonder extra aandacht voor kansengelijkheid, eerder tot kansenóngelijkheid leidt. Hieronder brengen we de verschillende aandachtspunten en oplossingen voor kansengelijkheid en digitalisering in kaart.
Toegang tot devices en internet
De eerste stap naar gelijke kansen bij digitalisering, is gelijke toegang tot devices als laptops en tablets, en goed internet. De coronacrisis bracht scherp in beeld hoe verschil in toegang leidt tot kansenongelijkheid. Sommige leerlingen konden thuis gemakkelijk verder leren, met goede wifi op een goed werkende laptop. Andere leerlingen moesten wachten op hun beurt op de gezinslaptop.
De Wet Gratis Schoolboeken merkt devices op dit moment niet aan als leermiddel, terwijl veel middelbare scholen de aanschaf ervan verplichten. Dat betekent dat ouders laptops of tablets vaak zelf moeten betalen, maar niet iedereen heeft de mogelijkheden hiertoe. Er zijn wel steungelden voor ouders en er zijn scholen die apparaten uitlenen, maar de verschillen tussen scholen zijn groot. De meest gelijke situatie zou zijn als digitale apparaten voor alle leerlingen gratis beschikbaar zijn, net zoals schoolboeken. Tot het zover is kunnen scholen ouders zoveel mogelijk ondersteunen, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van leenlaptops, of door het wijzen van de route naar ondersteuningsgelden.
Ook de kwaliteit en beschikbaarheid van het internet thuis verschilt. Het is daarom belangrijk dat scholen ruimtes creëren waar leerlingen huiswerk kunnen maken en gebruik kunnen maken van wifi.
Toegang tot digitale leermiddelen
Een volgende factor die invloed heeft op kansen(on)gelijkheid zijn digitale apps en leermiddelen. Zo kunnen kleuters uit gezinnen met minder taalaanbod dankzij digitale prentenboeken vooruitgang boeken op woordenschat, woordherkenning en fonologisch bewustzijn (Kennisrotonde, 2017). Ook kunnen apps leerlingen die moeite hebben met taal en rekenen vooruithelpen, als die apps tenminste goed zijn afgestemd op de ontwikkeling van kinderen en aansluiten bij het Nederlandse onderwijs (Segers, 2017). Anderzijds dragen digitale bijlessen en oefenapps voor de thuissituatie juist bij aan kansenóngelijkheid, doordat ervoor moet worden betaald.
Dat nieuwe digitale mogelijkheden kunnen leiden tot ongelijke in plaats van gelijke kansen, laat ook de opkomst van generatieve AI zien. In eerste instantie lijkt het alsof de tools iedereen een handje helpen: met behulp van tools als Midjourney of ChatGPT maken leerlingen al snel flitsende content voor hun werkstuk of presentatie. Maar nu er betaalde abonnementen beschikbaar zijn met uitgebreidere mogelijkheden, kunnen juist de leerlingen met ouders die zo’n abonnement kunnen betalen hier hun voordeel mee doen (nog los van de vraag of scholen dit wenselijk vinden).
De hierboven genoemde voorbeelden laten zien hoe complex de relatie tussen digitalisering en kansengelijkheid is. Voor scholen is het zaak om goed naar hun eigen situatie en invloedssfeer te kijken. Promoot je tijdens de lessen bijvoorbeeld een oefenapp die buiten schooltijd betaald is?
Toegankelijkheid van digitale leermiddelen
Naast toegangtot leermiddelen is ook de toegankelijkheidvan leermiddelen van belang: leermiddelen die de school inzet moeten toegankelijk zijn voor iedere leerling, ook voor leerlingen met ondersteuningsbehoeften. Een lesboek moet bijvoorbeeld ook beschikbaar zijn in braille of aangepast te bestellen zijn voor leerlingen met dyslexie. Dit geldt ook voor digitale leermiddelen. Toegankelijkheidseisen helpen om na te gaan of een leermiddel geschikt is voor leerlingen met verschillende soorten ondersteuningsbehoeften. Lang niet alle digitale leermiddelen zijn voldoende toegankelijk, wat de kansengelijkheid in het onderwijs verkleint. Het kleurgebruik in een leermiddel moet bijvoorbeeld zo zijn dat kleurenblinde leerlingen verschil in kleur ook kunnen zien. En afbeeldingen moeten duidelijke onderschriften hebben, zodat deze digitaal voorgelezen kunnen worden.
Eric Velleman, lector Inclusive Digital Design & Engineering aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen, vertelt dat steeds meer (nieuwe) (adaptieve) digitale leermaterialen niet toegankelijk zijn. “Digitaal materiaal toegankelijk maken vergt kennis over toegankelijkheid en over inclusieve digitale werkvormen. Nieuwe leermiddelen zijn ook steeds vaker adaptief en worden vaker ondersteund door AI, zodat leerlingen gepersonaliseerde paden volgen. Uitgeverijen zijn wel met toegankelijkheid bezig, maar het ontbreekt aan kennis en voorbeelden – vooral als het om AI-ondersteuning en inclusieve digitale werkvormen gaat. Wettelijk is het (nog) niet verplicht en een groepje leerlingen met een ondersteuningsbehoefte is niet zo’n goede businesscase.
“We merken nu al dat dit tot uitsluiting kan leiden. Leerlingen met een visuele beperking krijgen bij de aanmelding bijvoorbeeld te horen dat ze beter een andere school kunnen zoeken, omdat de school van hun keuze met digitale leermiddelen werkt die niet toegankelijk zijn. Vaak is er op zo’n school geen tijd om voor deze leerlingen alternatief materiaal te vinden. Meestal vindt zo’n leerling wel een andere school, maar in sommige gevallen betekent het dat een leerling uiteindelijk naar het speciaal onderwijs gaat. Nu gaat het nog om uitzonderingen, maar als het onderwijs steeds meer digitaal wordt, zullen we dit vaker zien.”
Vaardigheden voor elke leerling
Leerlingen hebben vaardigheden nodig om zich te handhaven in de digitale samenleving. Maar het niveau van basisvaardigheden als taal en rekenen loopt onder Nederlandse leerlingen de laatste jaren terug. Vooral over de leesvaardigheden van jongeren zijn grote zorgen. De toenemende digitalisering maakt dit probleem extra urgent. Wie niet goed (begrijpend) kan lezen of getallen kan duiden, vindt zijn weg online ook niet goed.
Daarbij is het belangrijk dat leerlingen digitaal geletterd zijn, zodat ze aan de (digitale) samenleving kunnen deelnemen. Een digitaal geletterde leerling beheerst ict-basisvaardigheden, maar ook computational thinking, informatievaardigheden en mediawijsheid. Ook kritisch leren denken over de invloed van technologie op het eigen leven en de samenleving en hier vervolgens actief in kunnen sturen, is onderdeel van digitale geletterdheid. De snelle opkomst van generatieve AI maakt dit extra prangend: de hoeveelheid informatie neemt toe en ‘echte’ content is steeds moeilijker te onderscheiden van ‘nep’.
Alexander van Deursen, professor communicatiewetenschappen aan de Universiteit Twente, stelt dat alleen toegang bieden tot de digitale wereld niet genoeg is om voor meer kansengelijkheid te zorgen. “Tijdens de coronacrisis is dit in het onderwijs heel zichtbaar geworden. Dat leerlingen toegang hebben tot het internet wil niet zeggen dat het ze lukt om er goed gebruik van te maken. Sterker nog: als je je alleen op technologie richt, bijvoorbeeld door ‘één laptop per kind’-beleid zonder goede begeleiding, vergroot je de ongelijkheid juist. Je geeft jongeren een mogelijkheid om te ontsnappen in de digitale wereld. Ze kunnen onder verkeerde invloed komen te staan of verzanden in een gameverslaving. Bij het bieden van toegang hoort daarom altijd goede begeleiding en aandacht voor kennis en vaardigheden.”
Veel Nederlandse leerlingen zijn onvoldoende in staat om digitale bronnen op betrouwbaarheid te beoordelen. Ook hebben de meeste leerlingen alleen basale computervaardigheden; een op de drie leerlingen kan niet goed met een computer overweg (Krepel et al., 2024). Het onderwijs kan een grote bijdrage leveren aan kansengelijkheid door te zorgen dat élke leerling voldoende digitaal geletterd is. In het voorgenomen nieuwe curriculum is digitale geletterdheid een van de leergebieden. Negen conceptkerndoelen laten zien hoe scholen digitale geletterdheid straks een plek kunnen geven in hun curriculum. Maar scholen kunnen hier nu al mee aan de slag. Het Expertisepunt digitale geletterdheid brengt alle informatie en praktische tips samen.
Iliass El Hadioui, socioloog en wetenschappelijk docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, vertelt in de Kennisnet-podcast hoe belangrijk het is dat elke leerling kritisch leert denken over de samenleving, zeker in een wereld waarin informatie en kennis als neutraal worden voorgesteld, terwijl er vaak verborgen machten achter schuilgaan. “Je ziet helaas dat leerlingen op het vmbo vaak niet de tools in handen hebben om de goede van de niet-goede kennis te kunnen scheiden. Dat kan leiden tot moeilijke discussies in het klaslokaal over geschiedkundige of geopolitieke onderwerpen. Het is de kunst om niet de strijd aan te gaan, maar om samen te leren: hoe scheid je feit van fictie, hoe scheid je pseudowetenschappelijke van wetenschappelijke kennis, hoe scheid je veel wetenschappelijke van weinig wetenschappelijke kennis? Die tools moeten we élke leerling geven, niet alleen de vwo-leerling.”
Rechtvaardig gebruik van data en algoritmes
Scholen maken steeds vaker gebruik van data-analyses en algoritmes. Dat kan leiden tot een meer objectieve beoordeling van leerlingen. Bijvoorbeeld wanneer een goed ontworpen adaptieve toets laat zien dat het niveau van een leerling hoger ligt dan werd aangenomen. Maar als algoritmes vooroordelen in zich dragen, of als dat algoritme gebruikmaakt van een dataset die vooroordelen in zich draagt, kan de inzet ervan juist ook leiden tot ongelijke kansen (College voor de Rechten van de Mens, 2024). Dit probleem wordt versterkt doordat algoritmes op grote schaal ingezet kunnen worden en door het ondoorzichtige karakter van AI-systemen. Bovendien zijn bedrijven om commerciële redenen vaak niet transparant over de werking van gebruikte algoritmes.
Het kan verleidelijk zijn om te vertrouwen op de inschattingen van computersystemen. Mensen blijken die zelfs hoger te waarderen dan hun eigen inschattingen, omdat de systemen de schijn van objectiviteit in zich dragen. Dit noemen we de automation bias (Skitka et al., 2000). De inzet van data-analyses en algoritmes vraagt daarom altijd een zorgvuldige afweging en beoordeling. Zeker als het gaat om beslissingen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor personen, zoals bij het geven van cijfers of het selecteren voor een bepaalde onderwijsroute. Dataverzameling moet altijd transparant gebeuren en leerlingen hebben het recht om te weten welke gegevens over hen verzameld worden.
Ellen Helsper, professor of digital inequalities aan de London School of Economics, ziet dat de digitale wereld grotendeels wordt vormgegeven door een kleine groep mensen. “Vrouwen zijn hierbij ondervertegenwoordigd, net als verschillende etnische of religieuze groepen. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop dit vormgeven gebeurt en daarmee voor de participatie en de representatie van deze groepen. Het onderwijs kan hier een rol in spelen en leerlingen door middel van voorbeelden, inspiratie en gelijke behandeling laten zien dat iedereen kan bijdragen aan het ontwerp van de digitale wereld. Het is goed als leerlingen leren om niet alleen passieve gebruikers van digitale middelen te zijn, maar dat ze de digitale wereld op een actieve en positieve manier mede kunnen vormgeven.”
In het artikel ‘Laat leerlingen hun digitale wereld zelf creëren’ beschrijft hoogleraar Felienne Hermans hoe zij dit aanpakt.
Leidt adaptieve technologie tot meer of minder kansengelijkheid?
Adaptieve technologie in het onderwijs kan bijdragen aan kansengelijkheid, maar die juist ook in de weg zitten. In de Kennisnet-podcast spreekt strategisch adviseur Remco Pijpers hierover met dr. Inge Molenaar en prof. dr. Eddie Denessen, op moment van spreken beiden universitair hoofddocent Onderwijswetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen (nu is Inge Molenaar hoogleraar onderwijs en artificiële intelligentie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en Eddie Denessen is hoogleraar onderwijs en sociale ongelijkheid aan dezelfde universiteit). Denessen is daarnaast bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden.
Ruimte voor menselijk contact
Sinds de opkomst van digitale mogelijkheden wordt er gesproken van een digitale kloof. Mensen die de beschikking hebben over digitale technologie of digitale vaardigheden hebben meer voordelen in de samenleving dan mensen die dat niet hebben.
In 2020 waarschuwde pedagoog Pedro de Bruyckere voor een nieuwe digitale kloof. Les krijgen van een mens zou een luxegoed kunnen worden, zeker met de toenemende lerarentekorten (Kennisnet, 2020). Inmiddels zien we de eerste contouren hiervan zich aftekenen. Scholen in wijken waar leraren minder snel voor kiezen, zien zich gedwongen te experimenteren met digitale lestijd, maar een wijk verderop krijgen leerlingen vijf dagen in de week les van een mens.
Dit terwijl voor leerlingen met een lagere sociaaleconomische status de rol van de leraar vaak extra belangrijk is (Severiens et al, geciteerd in El Hadioui, 2022). Zij hebben vanuit huis veelal minder ondersteuning en een minder goed vangnet. De leraar kan een belangrijke rol spelen door te signaleren wat deze leerlingen nodig hebben. Als digitalisering te veel taken overneemt, kan deze broodnodige extra aandacht in het gedrang komen. De nieuwe mogelijkheden van digitalisering dwingen ons expliciet te maken wanneer en hoe de rol van de docent zo fundamenteel is dat vervanging geen optie is.
In de Kennisnet-podcast over de rol van adaptieve leersystemen in het onderwijs vertelt Gert Biesta, pedagoog aan de Brunel Universiteit in Londen: “Veel adaptieve leersystemen bieden weinig verrassingen. Voor leren kan dat goed werken: je weet precies waar je wilt uitkomen met een leerling. Met een algoritme kun je het leermateriaal heel precies toesnijden op die leerling. Maar dan hebben we het maar over een heel beperkt deel van het curriculum en het onderwijs, de gesloten taken. Als we het hebben over zaken die meer gewicht hebben, werkt het niet meer.
“Historisch kunnen denken, is geen gesloten taak. Creatief scheppend wiskundig bezig zijn ook niet. Dit zijn open, complexe kwesties, die je niet zomaar in een algoritme kunt verwerken. We denken al snel: die technologie werkt hartstikke mooi en we kunnen er alles goed mee monitoren. Maar we vergeten dat we hiermee maar een heel beperkte uitsnede van het onderwijs kunnen verzorgen. Als we geen oog houden voor de balans, verliezen we iets. Onderwijs doet pas iets wezenlijks als het een avontuur is waar je met elkaar in kunt stappen, terwijl je niet precies weet waar je gaat uitkomen.”
Daarbij is school niet alleen een plek om te leren, maar ook een ontmoetingsplaats. Die functie van onderwijs en de relatie tussen leerlingen verdient daarom aandacht bij keuzes op het gebied van digitalisering. Socioloog Iliass El Hadioui benadrukt hoe belangrijk het is dat leraren ervoor kunnen zorgen dat leerlingen in steeds diversere klassen zowel in sociaal als onderwijskundig opzicht betrokken zijn. Deze minisamenleving van de klas, die leerlingen ervaren als hún minisamenleving, is volgens El Hadioui een belangrijke voorwaarde voor kansengelijkheid in het onderwijs (El Hadioui, 2022).
Zieke leerling met digitaal hulpmiddel toch onderdeel van de klas
Soms zorgt digitalisering juist voor contact dat er anders niet was geweest. Zo kunnen langdurig zieke leerlingen met digitale ondersteuning toch onderdeel blijven van hun klas. Lees meer in het artikel ‘Digitale hulpmiddelen verbinden zieke leerlingen met de klas’.
Betrokkenheid en inspraak van leerlingen en ouders
Ouderbetrokkenheid heeft een positieve invloed op het welzijn en leren van kinderen. Als scholen ook de ouders die wat verder van de school af staan weten te betrekken, kan dit de kansen van hun kinderen op school verbeteren. Die betrokkenheid vergroten, begint bij goed informeren. Digitale middelen kunnen hier een ondersteunende rol in spelen. Zo zijn er apps die de nieuwsbrief van scholen in verschillende talen vertalen of die meertalig communiceren ondersteunen.
Een andere belangrijke stap is het ondersteunen van ouders in het articuleren van wat zij nodig hebben en hoe hun kind op digitaal gebied goed geholpen zou zijn. Dit kan door tijd en ruimte te creëren voor gesprekken of bijvoorbeeld door het aanstellen van een brugfunctionaris. Veel ouders zijn geholpen als het duidelijker is welke hulproutes er zijn, bijvoorbeeld voor het aanvragen van ondersteuningsgeld bij de aanschaf van een laptop. Ook is het belangrijk dat ouders, net als hun kinderen, inspraak krijgen in het digitaliseringsbeleid (Lopez et al., 2023).
Alexander Smit is promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen op het gebied van sociaal-digitale ongelijkheid onder kansarme groepen. Hij legt uit hoe belangrijk het is om aan leerlingen te vragen wat er in hun digitale levens gebeurt. “Leg het curriculum of digitaliseringsbeleid niet zonder gesprek op, maar creëer het samen. Stel leerlingen vragen: ‘Wat maak je mee in de digitale wereld?’, ‘Wat zijn positieve en negatieve ervaringen?’, ‘Op welke manier maak je gebruik van digitale middelen?’
“Door de eigen ervaringen van leerlingen centraal te stellen, kunnen barrières aan het licht komen en krijg je inzicht in de oplossingen die zij zelf gebruiken om die te omzeilen. Ook oplossingen waaraan onderwijsprofessionals en ouders nog niet hadden gedacht. Zoals de leerling die zijn adres doorgeeft met een printscreen van een Google Maps-locatie, omdat schrijven te lastig is. Doordat dit zichtbaar wordt, kun je leerlingen beter helpen en de lesprogramma’s en het beleid beter afstemmen op hun behoeften. Zo behouden we de aansluiting en voorkomen we dat onderwijsbeleid de ongelijkheid verder vergroot.”
Samenvatting kansengelijkheid bij digitalisering in het onderwijs
We hebben nu gezien hoe digitalisering kansengelijkheid in het onderwijs beïnvloedt en wat de aandachtspunten voor scholen zijn. Want er staat iets op het spel: bij onduidelijk of ontbrekend beleid zal het verschil in kansen voor leerlingen alleen maar verder toenemen. De hier besproken aandachtspunten zijn geen knoppen waaraan we kunnen draaien, zodat alles meteen goed komt; de werkelijkheid is helaas niet zo eenduidig. Toch is het ontzettend belangrijk om aandacht voor deze aspecten te hebben en te zien dat alles wat je in het onderwijs doet verschillende gevolgen heeft voor verschillende groepen. Digitalisering kan dit verhullen en versterken, en vraagt daarmee nog eens extra alertheid. Er is een wereld te winnen wanneer scholen bij het werken aan kansengelijkheid ook de effecten van digitalisering in het vizier hebben.
- College voor de Rechten van de Mens. (2024). Algoritmen in het onderwijs.
- Denessen, E. (2017, 26 juni). Verantwoord omgaan met verschillen: sociale-culturele achtergronden en differentiatie in het onderwijs. Oratie.
- El Hadioui, I. (2022). Grip op de mini-samenleving. Van Gennep.
- Elffers, L. (2022). Onderwijs maakt het verschil: Kansengelijkheid in het Nederlandse onderwijs. Walburg Pers.
- Kennisnet. (2020). Waarden wegen: Een ethisch perspectief op digitalisering in het onderwijs.
- Kennisrotonde. (2017). Wat is het effect van geanimeerde prentenboeken en het programma Letters in Beweging op de beginnende geletterdheid en taalontwikkeling van risicoleerlingen in groep 1 en 2?
- Krepel, A., Karssen, M., Buisman, M., Conijn, J., Schreurs, B., Booij, G., & Farzan, K. (2024). ICILS 2023: De digitale geletterdheid van Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs. Kohnstamm Instituut.
- Lopez, D., Moore, E., & Nabors, A. (2024). Reviewing Education Policies to Advance Equity. WestEd.
- Segers, E. (2017). Lezen en digitale media: een perspectief op onderwijs. Universiteit Twente.
- Skitka, L. J., Mosier, K., & Burdick, M. D. (2000). Accountability and automation bias. International Journal of Human-Computer Studies, 52(4), 701–717.