- Uitleg
- |
- Digitale geletterdheid
- |
- po
- vo
In hoeverre kun je DG-onderwijs integreren in bestaande vakken?
Waarschijnlijk komt er geen apart vak digitale geletterdheid (DG). Dat suggereert dat digitale geletterdheid moet worden geïntegreerd in de bestaande vakken – waar ook veel argumenten voor zijn. Maar het laat wel de mogelijkheid open om DG-dingen daarnaast te doen. Een overzicht van de voors en tegens van integreren, en wat dat betekent voor de onderwijspraktijk.
Door de redactie
Een breed gedragen opvatting, ook binnen de politiek, is dat DG zoveel mogelijk geïntegreerd zou moeten worden in de bestaande vakken. Net als burgerschap. SLO zegt daarover: “Voor burgerschap en digitale geletterdheid zullen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs inhouden vooral geïntegreerd worden in bestaande vakken. Daarom worden burgerschap en digitale geletterdheid in eerste instantie ondergebracht bij de verschillende vakgebieden.”
Eliane Segers is het daarmee eens. Ze is hoogleraar orthopedagogiek (Radboud Universiteit en Universiteit Twente) en gespecialiseerd in lezen en digitale media. “Digitale geletterdheid moet onderdeel zijn van een groter geheel. Het moet niet een vakje worden, zo van: ‘Dan gaan we nu digitale geletterdheid doen.’ Het moet verweven zijn met alles wat je doet op school.”
Wetenschappelijke basis: transfer
Het streven naar integratie heeft ook een wetenschappelijke grond, gebaseerd op transfer. Dat is: het vermogen om datgene wat iemand heeft geleerd ook toe te passen in nieuwe situaties. Bijvoorbeeld: hoe schaaklessen ook daadwerkelijk kunnen leiden tot beter denken, of programmeerlessen tot een beter begrip van hoe computers ons leven bepalen.
“Vroeger werd gedacht: als we jonge mensen ict-vaardigheden aanleren, dan worden ze later een betere probleemoplosser”, plaatst hoogleraar Erik Barendsen de zaak in historisch perspectief. Een van de aartsvaders van DG, Seymour Papert, was daar bijvoorbeeld van overtuigd. “Maar dat mislukte, want bij die aanpak trad er alleen oppervlakkige transfer op”, zegt de hoogleraar vakdidactiek informatica aan de Open Universiteit en hoogleraar bètadidactiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Leren toepassen, wat we 'computational thinking' noemen en werken aan transfer, dat doe je vanuit de bestaande vakken
Volgens Barendsen betekent dat vooral: actief werken in de bestaande vakken aan het verwerven van DG-inzichten en -vaardigheden. “Basisvaardigheden rond ict-gebruik en programmeren kun je apart doen. Maar leren toepassen, wat we ‘computational thinking’ noemen en werken aan die transfer, dat doe je vanuit de bestaande vakken.”
Praktisch argument voor integreren
Daarnaast is er een praktische reden om DG zoveel mogelijk te integreren in de bestaande vakken. Niemand zit te wachten op nóg een vak erbij, met alle problemen qua tijdsinvestering en organiseren van dien. “Vaak wordt gezegd: het onderwijsprogramma is al zo overvol”, zegt Martin Klein Tank, curriculumexpert bij SLO. “En dan komt digitale geletterdheid er ook nog bij.” Zijn oplossing: integreer DG waar mogelijk. Anderzijds zijn er ook tegenargumenten, zowel wetenschappelijk als praktisch. Maar gelukkig zijn er oplossingen om de verschillende posities met elkaar te verenigen.
Wetenschappelijk bezwaar: kansenongelijkheid
Volgens Anneke Smits, lector onderwijsinnovatie en ict bij Windesheim Zwolle, kunnen sommige leerlingen lijden onder het integreren van DG. Dat komt doordat de zwakkeren dan niet meer toekomen aan de vakinhoud zelf en de motivatie voor het eigenlijke vak snel afneemt als ze worstelen met Word of PowerPoint. Smits: “Ik ben niet tegen integratie, maar […] het aanleren van basisvaardigheden kun je beter in een apart blok doen.”
Ook uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het beter kan zijn om DG-vaardigheden te oefenen in een afzonderlijke setting. Smits: “Goed leren omgaan met Word of PowerPoint kun je beter níét geïntegreerd doen. Want als je die handigheid integreert in je vak, gaat de aandacht vooral uit naar de software en niet meer naar het vak zelf.”
Uit Smits eigen onderzoek met studenten bleek meteen wat het probleem was. Leerlingen die bij Nederlands en Engels de software nog niet goed beheersten raakten soms in paniek en focusten zich dan alleen nog maar op de software. Daarbij lieten ze de eigenlijke leerstof voor wat het was. “Het vak leed eronder”, aldus Smits. “En ondertussen kregen ze ook nog een hekel aan literatuur. Omdat ze het associeerden met de softwarestress die ze hadden ondervonden. Dat moet je zien te voorkomen.”
Praktisch bezwaar: te zware belasting voor leraren
Er is ook een praktisch bezwaar tegen integratie, namelijk datgene wat leraren aankunnen. “Leraren hebben al een zwaar beroep en digitale geletterdheid voegt daar weer heel nieuwe eisen aan toe”, zegt bestuursvoorzitter Jan Kees Meindersma van De Groeiling, een stichting voor katholiek en interconfessioneel primair onderwijs in en rondom Gouda. “Wil je bijvoorbeeld analytische vaardigheden verder ontwikkelen zodat je leerlingen kunt leren coderen, dan heb je leraren nodig die dat begrijpen en kunnen overbrengen. Dat vind ik nog wel een puzzel.” Bovendien zijn de meeste van zijn leraren volgens Meindersma meer taalvaardig dan rekenvaardig. Hoe ga je die de technische inzichten en vaardigheden voor DG bijbrengen?
Oplossing 1: interne en/of externe specialisten inzetten
Po-bestuursvoorzitter Sylvia Veltmaat (Flores Onderwijs in Arnhem, dat zo’n 33 basisscholen verenigt) heeft ervaren dat het vooral werkt als de school als professionele leergemeenschap werkt met leerteams waarin leraren samen het onderwijs vormgeven. “Niet iedereen hoeft zich dan in digitale geletterdheid te verdiepen. Een van hen kan dit oppakken en het hele team laten profiteren van de kennis, kunde en vaardigheden van die ene leraar. Op schoolniveau kan een expert hetzelfde doen. Op stichtingsniveau – in een brede leerkring – ontwikkelen de experts zich samen in verbinding met opleiding en onderzoek.”
De ervaring heeft Meindersma en zijn schoolleiders inmiddels geleerd dat DG heel goed geïntegreerd kan worden aangeboden. Maar dat de wat specifiekere lessen beter door externe specialisten gegeven kunnen worden. Die aanpak bleek goed uit te pakken in de hectische coronatijden, merkte Meindersma. “We zaten bijvoorbeeld met een vervangingsprobleem. Vandaar dat we een vervangingspoule hadden samengesteld, waarbij een schooldirecteur er ook voor kon kiezen om iemand in te huren die een dag leert hoe het is om te programmeren. Daarmee sloegen we twee vliegen in een klap. We hoefden de leerlingen niet naar huis te sturen, en ze kregen les in iets wat ze nog niet hadden gehad. Misschien bouwen we die strategie wel verder uit.”
Oplossing 2: periodeonderwijs
Een andere oplossingsrichting is het periodeonderwijs van de vrijescholen, stelt ex-schoolleider Nadia Demaret, nu senior adviseur bij Kennisnet. In een periode van drie weken worden de leerlingen dan elke eerste twee uren van de dag ondergedompeld in een bepaald vak, zoals aardrijkskunde of geschiedenis. “Met hoofd, hart en handen.” Dat zou ook met DG kunnen.
Onlangs werd op Demarets vrijeschool in Delft een nieuwe periode ‘Communicatie’ voor groep 8 ontwikkeld, ‘Van hiëroglyfen tot internet’. In de nieuwste versie daarvan gaat het ook over moderne communicatie. Demaret: “Wie schrijft er? Wie voert de redactie? Voor wie schrijf je? En als je op sociale media publiceert: voor wie doe je dat dan? Wat schrijf je wel en niet? Dat kun je heel goed in de vorm van periodeonderwijs doen.”