- Uitleg
- |
- Digitale geletterdheid
- |
- po
- vo
Integratie van digitale geletterdheid in het talenonderwijs (1): de wetenschap
Het integreren van digitale geletterdheid (DG) in de exacte vakken ligt nogal voor de hand. Denk aan: programmeren bij informatica en het inzetten van Excel bij wiskunde, natuurkunde en biologie. Maar hoe integreer je DG in het talenonderwijs? Wetenschappelijk gezien is hier nog weinig over bekend. Wat er wél bekend is, lees je in dit artikel.
Door de redactie
“Ik ga nu iets vreselijks zeggen”, waarschuwt Anneke Smits, lector onderwijsinnovatie en ict bij Windesheim Zwolle. “Wetenschappelijk gezien weten we eigenlijk niet goed wat wel werkt en wat niet, bij het onderwijzen van digitale geletterdheid.” Om daar meteen aan toe te voegen dat dit probleem zich niet alleen voordoet bij digitale geletterdheid, maar in het hele onderwijs. “Ik werk nu ruim dertig jaar in het onderwijs en ik weet dat je daarin voortdurend werkt met dingen die je niet zeker weet.”
Met leuke lesjes alleen ga je digitale geletterdheid niet ontwikkelen. Dat kan niet
Vanwege die fundamentele onzekerheid zoekt het onderwijs volgens Smits voortdurend naar houvast, onder andere met behulp van eindtermen, curricula, leerlijnen en lespakketten van educatieve uitgeverijen. Maar dat soort houvast is voor Smits te smal. “Met leuke lesjes alleen ga je digitale geletterdheid niet ontwikkelen. Dat kan niet.”
Leren omgaan met meerdere documenten
Toch kun je wel het nodige doen, zegt Eliane Segers (zie foto), ondanks het feit dat veel onderzoek nog in de steigers staat. Segers is hoogleraar leren & technologie (Radboud Universiteit), hoogleraar lezen & digitale media (Universiteit Twente, vanwege Stichting Lezen) en wetenschappelijk directeur van het Expertisecentrum Nederlands.
Neem het werken met meerdere (online) teksten die je moet vergelijken en samenbrengen om er vragen over te kunnen beantwoorden; de zogenaamde multiperspectiviteit (multidocument literacy). Juist op dat onderdeel gingen veel Nederlandse leerlingen onderuit bij de laatste PISA-test. En vooral dát zorgde voor het schrikbarende percentage van 24 procent van de Nederlandse 15-jarigen dat volgens PISA onder de norm presteerde. “Iets opzoeken in een tekst, daar zijn Nederlandse leerlingen net zo goed in – en soms zelfs beter – dan kinderen uit andere landen”, zegt Segers. “Maar op het hogere niveau, met reflecteren en evalueren, daar zijn ze minder goed in.”
Wat daar de precieze oorzaak van is, en wat je eraan zou kunnen doen in het DG-onderwijs, bijvoorbeeld bij Nederlands, blijft speculeren. Vandaar dat Segers zelf langjarig onderzoek gaat doen naar multiperspectiviteit. “Dat is een cruciale vaardigheid. Bijvoorbeeld bij het leren herkennen van fake news. Wat zijn de bronnen? En hoe vergelijk je die?”
Uit eerder onderzoek bij volwassen weet Segers dat wat iemand cognitief allemaal doet bij het omgaan met meerdere documenten heel complex is. “Je moet ze allemaal lezen, een beeld opbouwen, je moet ze vergelijken, je moet ze wegen. Dat is een behoorlijke cognitieve belasting.”
Kijk uit voor multimedia-overbelasting
Niet alles is onzeker wat DG-onderwijs betreft, maar veel wetenschappelijke grond hebben we niet onder de voeten. Volgens Segers weten we bijvoorbeeld wel enigszins hoe ‘multimedia’ werkt bij het lezen van verhalen en het verwerken van informatie. Een plaatje bij een tekst kan het begrip van die tekst verhogen, afhankelijk van de doelgroep en de context, en evenzo kan audio (voorlezen) kinderen helpen bij het lees- en taalonderwijs.
Een komisch plaatje is leuk voor de motivatie, maar nadelig voor de concentratie
“Het belangrijkste inzicht is dat je kinderen niet moet overbelasten met multimedia”, zegt Segers. Bij een onderzoek wees een leerling op het digibord waar ook een klok en een weersverwachting op stonden. Dat leidde af, vond hij. Segers: “Dat klopt. Op een digibord moet niet meer staan dan nodig is. Een komisch plaatje is leuk voor de motivatie, maar nadelig voor de concentratie.”
Integreren van DG is niet altijd even effectief
Een ander wetenschappelijk inzicht is volgens Anneke Smits (Windesheim Zwolle) dat we niet al het DG-onderwijs moeten proberen te integreren in andere vakken. Daar kan het vak onder lijden, legt ze uit, omdat zwakkere leerlingen niet meer toekomen aan de vakinhoud zelf en de motivatie bij hen ook snel afneemt als ze worstelen met Word, PowerPoint of een video-editingprogramma. “Ik ben niet tegen integratie, maar als iemand heel goed onderwijs kan geven in bepaalde digitale vaardigheden, dan zou ik dat gebruiken. Het aanleren van basisvaardigheden kun je beter in een apart blok doen.”
Gebruik een systematisch vragenkader voor DG
Ondanks geringe houvast vanuit de wetenschap is het volgens Smits toch goed om de vakliteratuur goed bij te houden en te profiteren van het werk dat deskundigen op DG-gebied hebben gedaan. Zo bedacht ze samen met Remco Pijpers van Kennisnet een interventie, waarbij leraren op een structurele manier gesprekken aangaan met leerlingen over de software die ze thuis en op school gebruiken. “Wat is het, wat doet het? Wat doet het zonder dat je het door hebt? Wat zou je er nog meer mee kunnen? Heb je er weleens ruzie over met iemand?”
“Ga ook in gesprek met de leerlingen over wat ze hebben gelezen. En beperk dat niet alleen tot school”, adviseert hoogleraar Eliane Segers. “Als leraar moet je weten wat de mogelijkheden zijn, en daarbij is de thuissituatie heel belangrijk. Wat doen ze daar? Het leesniveau daalt en er wordt de hele tijd met het vingertje naar school gewezen, maar dat klopt niet helemaal. Want de kinderen lezen thuis ook niet. Een huis met boeken in de woonkamer, of een ouder met een boek op schoot, dat zien we steeds minder.”
Zo’n gesprek is volgens po-bestuurder Sylvia Veltmaat (Flores Onderwijs, Arnhem) ook nodig op school- en stichtingsniveau. “Wat doen wij of de leveranciers met de data die gegenereerd worden? Van wie zijn die data eigenlijk?”