Het is belangrijker de medewerking van providers en internetbedrijven goed te regelen, dan om het strafrecht op dit gebied uit te breiden", zegt Van der Hof, hoogleraar Recht en de informatiemaatschappij aan de Universiteit Leiden

U heeft het woord ‘identiteitshack’ geopperd. Bestond er nog geen woord voor een zaak zoals deze?

“Nee. Want wat er met Freek gebeurt, is geen pesten. Het is ook geen identiteitsdiefstal. Eigenlijk verliest Freek de controle over zijn eigen identiteit, maar daar bestaat nog geen juridische term voor. Hacken bestaat natuurlijk al wel, dan gaat het om computervredebreuk. Dit is een nieuwe, samengestelde term voor iets wat strafrechtelijk nog niet bestaat.”

Dat betekent dat je dus geen aangifte kunt doen van ‘identiteitshacking’?

“Nee. Als zoiets als dit je overkomt, zul je juridische pleisters moeten plakken. Er kan hier sprake zijn van smaad, van laster, van de schending van auteursrecht en mogelijk ook van schending van het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties. Als deze delicten hard kunnen worden gemaakt, is er juridisch best wat te bereiken. Bovendien sluit elke internetgebruiker een overeenkomst met bijvoorbeeld Facebook, waarin regels staan voor goed gedrag en waaraan gebruikers van zo’n dienst zich in principe moeten houden. Facebook kan ingrijpen als die voorwaarden geschonden worden.”

Hebben de ouders van Freek een sterke zaak?

“Als smaad en belediging te bewijzen vallen wel, en dat de dader bekend is en uit Nederland komt maakt het ook gemakkelijker. Toch kan een andere oplossing beter werken. De vraag is wat het effect is van een strafzaak. De procedure neemt veel tijd in beslag en heeft wellicht weinig prioriteit bij de politie. Bovendien staat de informatie die je verwijderd wilt zien vaak nog steeds online.”

Aan welke andere oplossing denkt u?

“Ik denk eerder aan Europese regelgeving die het voor gebruikers gemakkelijker maakt om data zoals valse accounts – van internet te verwijderen. Zo’n nieuwe verordening zou eigenlijk volgend jaar al worden in gevoerd, door vertraging is onduidelijk wanneer deze er precies komt.

Ik doel op de Europese dataprotectieverordening, die uit gaat van het idee dat je als individu veel meer controle zou moeten hebben over je persoonsgegevens en de informatie die over jou op internet te vinden is. We hebben dan niet alleen het recht op het daadwerkelijk laten verwijderen van informatie, maar de providers en internetbedrijven moeten daar verplicht een actieve rol in spelen. Zo kan de verspreiding van onze informatie, zoals foto’s, beter worden tegengaan. Volgens mij is het belangrijker de medewerking van providers en internetbedrijven goed te regelen, dan om het strafrecht op dit gebied uit te breiden. Bij die bedrijven staat immers de informatie opgeslagen. Dat lijkt me effectiever.”

 

Lotte Boot