- Opinie
- |
- Leermiddelen
- |
- po
- vo
Leermiddelenmarkt in handen van investeerders: wat betekent dat?
Inmiddels zijn de grote spelers in de Nederlandse leermiddelenmarkt voor het merendeel in handen van investeerders. Daardoor staan publieke waarden als keuzevrijheid, gelijk speelveld, privacy en doelmatigheid onder druk. Hoe zorgen we dat er voldoende aandacht voor die publieke waarden is?
Door Willem-Jan van Elk
Scholen verzorgen jaar in jaar uit onderwijs, min of meer los van wat er in de economie gebeurt. Ze zijn publiek gefinancierd en betalen hun rekeningen altijd. Met de introductie van het LiFo-model in het voortgezet onderwijs zijn de inkomsten voor uitgevers bovendien goed voorspelbaar geworden. En scholen zijn zeer trouwe klanten, want het veranderen van product kost energie, tijd en geld. Investeerders richten zich dan ook al langere tijd op het onderwijs. Dat geldt zowel voor leermateriaal, onderwijsondersteunende software (zoals LAS en ELO) en diensten rond bestellen en distributie. Het onderwijs is dan ook buitengewoon aantrekkelijk voor investeerders.
Investeerders in de onderwijsmarkt
Door recente overnames zijn de grote spelers in de markt van het Nederlandse po en vo inmiddels vrijwel allemaal in handen van investeerders (zie tabel). Elk van deze partijen bezit een portfolio met een grote verscheidenheid aan bedrijven. Zij kopen bedrijven vanwege het verwachte financiële rendement. Om risico te spreiden hebben ze meestal een breed portfolio, waar onderwijs geen specifieke inhoudelijke aandacht heeft. Naast grotere acquisities zien we daarbij ook het fenomeen van ‘kralen rijgen’, waarbij grote partijen kleine bedrijven opkopen of daar een groot belang in nemen.
Publieke waarden vragen om transparantie en politieke aandacht
Investeerders kopen een bedrijf en proberen het rendement ervan te verhogen, meestal met de bedoeling het daarna tegen een hogere prijs te verkopen. Ook dat is zichtbaar in het onderwijs. Welke rendementen daarbij worden gemaakt, is onbekend, maar in alle gevallen geldt dat de betaalde overnamesom uiteindelijk moet worden terugverdiend in de volledig publiek gefinancierde onderwijsmarkt.
Door deze overnames neemt het aantal partijen en producten geleidelijk af. Als een partij eigenaar is van twee uitgevers die beide een methode voor rekenen en taal hebben, is het waarschijnlijk dat een van de methoden verdwijnt. En een partij die twee leveranciers van leerplatformen bezit, zal deze samenvoegen tot één product.
Dat betekent: verschraling van het aanbod en minder keuze voor scholen.
Daarnaast zien we dat ook verschillendsoortige producten en diensten bij één eigenaar belanden. Bijvoorbeeld leermiddelen en toetsen, of distributiediensten en een leerlingadministratiesysteem. Deze ‘verticale integratie’ kan weliswaar gemak bieden, maar ook lock-ins veroorzaken en keuzevrijheid en pluriformiteit verminderen. Zo zijn in het voortgezet onderwijs een LAS en een ELO inmiddels niet meer afzonderlijk af te nemen.
De impact van investeerders op het onderwijs
Investeerders willen meestal enkele jaren na de koop ook weer verkopen, liefst tegen een (veel) hogere prijs. Dat betekent vrijwel altijd: verhogen van de omzet en het verlagen van de kosten. Maar voor het onderwijs betekent dat: stijgende prijzen, dus hogere kosten, en mogelijk minder service en minder innovatie.
De marges in deze branche zijn niet bekend, omdat alle hiervoor genoemde eigenaren geen financiële resultaten van afzonderlijke ondernemingen publiceren.
Maar alle genoemde bedrijven werken ondertussen wel in een volledig publiek gefinancierde markt. Het is daarom op zijn minst opmerkelijk dat er geen enkele transparantie bestaat over omzetten en marges. Een educated guess van de totale omzet aan leermiddelen, diensten en software in po en vo komt uit op meer dan € 750 miljoen per jaar. Een aantal spelers in deze markten maakt een operationele marge van 20% of meer (eveneens educated guess), zodat een fors bedrag aan publiek geld naar hun aandeelhouders vloeit.
Natuurlijk: ondernemers hebben een fatsoenlijk rendement nodig om te kunnen investeren in innovatie, voor het borgen van privacy en continuïteit, aanpassingen aan nieuwe regelgeving, het voldoen aan standaards. Maar in een publiek gefinancierde markt heeft ‘fatsoenlijk’ óók een andere betekenis… En transparantie is daarvan het begin.
Alle genoemde bedrijven werken in een volledig publiek gefinancierde markt. Het is daarom op zijn minst opmerkelijk dat er geen enkele transparantie bestaat over omzetten en marges
Aan de andere kant
Het beeld is uiteraard genuanceerder. Door het samenvoegen van bedrijven en producten kunnen ook innovatiekracht en -budgetten worden samengevoegd. Wellicht is het zo dat investeringen die nu voor de deur staan simpelweg meer financiële slagkracht vragen die niet door kleinere spelers kan worden opgebracht. Denk aan investeringen in veiligheid, continuïteit en AI-innovaties. Daar komt bij dat Nederland internationaal gezien een curriculum met veel vrijheid heeft en een klein taalgebied is. Dus misschien is de Nederlandse markt wel te klein voor een groot aantal spelers.
We moeten ook kijken naar de rol van het onderwijs zelf. Dat scholen betrouwbare betalers zijn is een feit, maar ze kunnen wel degelijk veranderen van product en leverancier. Het bevordert de marktwerking als scholen bewuste keuzes maken en vaker bereid zijn om eens een ander product te kiezen.
Daar komt nog bij dat het onderwijs in deze markten de vragende en betalende partij is. Scholen kunnen daarom wel degelijk meer invloed uitoefenen, zowel op de inhoud, de prijs als de leveringsvoorwaarden van producten. Daarvoor moet wel vraagmacht worden georganiseerd, bijvoorbeeld door gezamenlijk inkopen (zoals coöperatie SIVON doet).
Publieke waarden zijn in het geding…
Door de geschetste commercialisering van het eigenaarschap ontstaan serieuze zorgen over publieke waarden. In een achtergrondartikel over dit onderwerp hebben we deze nader benoemd. Het gaat om de publieke waarden:
- pluriformiteit en keuzevrijheid
- doelmatigheid
- gelijk speelveld
- privacy en autonomie
… en dat vraagt serieuze aandacht, ook van de politiek
Zoals gezegd kan het onderwijs zelf stappen zetten om publieke waarden te borgen, zoals bewuster en gevarieerder inkopen, gezamenlijke vraagarticulatie, inkoopmacht bundelen en standaardisatie. Maar dat zal niet voldoende zijn om de in dit artikel geschetste problematiek op te lossen.
Voor een werkelijke borging van publieke waarden zijn instrumenten nodig die de voorwaarden in de markt fundamenteel verbeteren. Daarbij kan worden gedacht aan:
- het afdwingen van meer transparantie over omzetten en operationele marges
- een verplicht gebruik van afgesproken publiek-private standaarden
- het ontvlechten van producten
- het ontwikkelen van publieke alternatieven
- het (ook financieel) ondersteunen van open innovatie
Dergelijke maatregelen zijn ingrijpend en de consequenties daarvan moeten dan ook goed in kaart worden gebracht. Waarschijnlijk zal ook regelgeving nodig zijn om zo’n instrument te kunnen inzetten.
Dat vraagt dan ook politieke aandacht, en fundamenteel nadenken over de gewenste verhouding tussen publiek en privaat. Maar dat is bij toenemende zorgen over publieke waarden ook meer dan terecht.
Over de auteur Willem-Jan van Elk
Willem-Jan van Elk is strategisch adviseur leermiddelen en toetsen bij Kennisnet en expert op het gebied van de (digitale) leermiddelenmarkt.