Doorgaan naar hoofdinhoud
  • Opinie
  • |
  • Professionalisering leraar
  • |
  • po

Tijd voor een goed gesprek: de impact van onderwijstechnologie

Digitale technologie heeft een enorme kracht en daarmee ook een enorme impact op de handelingspraktijk van de leraar, zegt Pieter Boshuizen. Boshuizen, onderzoeker bij de Thomas More Hogeschool in Rotterdam, moedigt schoolteams aan om over die impact in gesprek te gaan.

Logo Kennisnet

Door de redactie

22 juni 2023
7 minuten lezen

Wie in het onderwijs werkt weet: naast leerlingenaantallen, leerdoelen, lesmaterialen en fte’s, spelen er veel dingen die niet te tellen of vast te pakken zijn. Denk aan het magische moment waarop een leraar ziet dat hij opeens een vuurtje bij een leerling heeft ontstoken. Of als een onderwijsprofessional handelt in contact met zijn waarden. Ervaringen die niet meetbaar zijn, maar die te maken hebben met een intuïtief besef. “Het zijn wezenlijke aspecten die heel lastig te benoemen zijn, maar je kunt ze in een gesprek wel zichtbaar maken”, zegt Pieter Boshuizen.

Geleefde praktijk zichtbaar maken in onderzoek

Pieter Boshuizen is onderzoeker bij het lectoraat Professionaliseren met hart en ziel, aan de Thomas More Hogeschool in Rotterdam. Dat lectoraat maakt deel uit van het consortium van Radiant lerarenopleidingen, Waardengedreven handelen bij complexe situaties in een context van diversiteit. Het consortium vormt een bijzondere onderzoeksgroep, vertelt hij: leerkracht- en hbo-onderzoekers afkomstig van zeven verschillende pabo’s doen samen onderzoek naar die lastig benoembare thema’s. “Als je probeert om zo’n thema vast te pakken en in een objectiveerbaar hokje te stoppen, dan raak je het altijd een beetje kwijt. Als onderzoeksgroep proberen we die geleefde praktijk juist zichtbaar te maken, door met leraren in gesprek te gaan over de specifieke leerlingen met wie ze contact hebben en de situaties die ze meemaken.”

Pieter Boshuizen

Pieter Boshuizen

Persoonlijk betrokken professional

“Wij zien de leraar als persoonlijk betrokken professional die vanuit die betrokkenheid altijd een afweging moet maken: wat is het goede om te doen in mijn context? Zo’n gesprek met leraren gaat dan dus over: wat maak jij mee met Tim, in jouw klas van 25 kinderen waar je ook te maken hebt met Chanella en Jeremy en Mohammed? Wat zie je gebeuren en welke waarden staan er op dat moment op het spel?”

Wat doet technologie met een klas?

In dit soort gesprekken gaat het ook over wat er gebeurt als een klas met bepaalde onderwijstechnologie werkt, vertelt Pieter Boshuizen. “De leerkrachtonderzoekers uit ons consortium vertellen dat digitale technologie een enorme kracht heeft en ook een enorme impact op de handelingspraktijk. Dat kan positief uitpakken: technologie kan ruimte geven aan bepaalde pedagogische en didactische waarden. Maar tegelijkertijd hoor ik ook van leraren die stoppen met Snappet. Zij zeggen: we zien wel dat die software efficiënt is, maar we merken dat onze leerlingen er minder goed van gaan rekenen en we weten niet goed hoe ze tot hun antwoorden komen.’ Ook ervaren veel leerlingen druk als ze een grafiek zien met de prestaties van hun klasgenoten, zoals veel van dit soort programma’s genereren.”

Ouders verwachtten op een ouderavond te horen hoe het met hun kind ging, maar ze troffen een leraar die voortdurend in zijn laptop keek, naar de leerlingresultaten.

Een fundamenteel gesprek over pedagogische impact

Boshuizen vindt het belangrijk dat scholen hierover een fundamenteel gesprek voeren. “Welke impact heeft die technologie op ons pedagogisch-didactisch handelen? Helpt dit programma mij in mijn specifieke context om het goede te doen? Dat gesprek wordt vaak niet gevoerd.” Het gesprek zou ook moeten gaan over wat technologie doet in het contact met ouders, vindt Pieter Boshuizen. “Mijn collega Jos vertelde over ouders die verwachtten op een ouderavond te horen hoe het met hun kind ging, maar ze troffen een leraar die voortdurend in zijn laptop keek, naar de leerlingresultaten. Dan heb je de paradoxale situatie dat er meer data zijn, terwijl je eigenlijk minder weet.”

Digitaal spelen met water en zand

Terug naar krijtbord en rekenkist dan maar? Dat is niet waar de discussie om draait, voor Pieter Boshuizen. “Ik ben theoretisch pedagoog én onderwijskundige. Naast de vraag naar de waarden in het onderwijs – dat wat in het onderwijs wezenlijk belangrijk is, de ontmoeting tussen leerkracht en de leerling – moeten we ook kijken: hoe richt je het onderwijs doelmatig in? Ik interesseer me vooral voor het spanningsveld daartussen. Wij hebben bij Thomas More een innovatielab waar je op een hele toffe manier kunt kijken naar de impact van zo’n digitale tafel, waarbij leerlingen kunnen spelen met water en zand. Opeens begrijpen ze wat er gebeurt tijdens fenomenen die bij Wereldoriëntatie aan bod komen. Dat is fantastisch, en er zijn er veel meer toepassingen waarbij je meteen denkt: wat gaaf is dit. Maar het gaat erom: hoe richt je de systemen zo in dat er ruimte blijft voor de eigen afwegingen en persoon van de leerling en leraar?”

Democratische vorming

Boshuizen: “Je kunt zeggen: digitale technologie is gewoon een middel, zoals een boek. Die techniek kan leraren veel werk uit handen nemen, maar daarmee ook een stuk professionele regie. Terwijl de leerkracht het eigenaarschap moet hebben over de afwegingen die hij maakt in de klas. Neem een vak als burgerschap. Het hart van democratische vorming is dat je je als mensen tot elkaar verhoudt, leert omgaan met frictie, met vrijheid, met opvattingen over wat dat betekent of wat een goede samenleving is. Als je digitale systemen gaat gebruiken die claimen je te kunnen helpen bij het vormgeven van dit onderwijs dan loop je het risico van een heel rigide systeem dat de stem en regie van de leraar en leerlingen inkapselt.” Onderwijsprofessionals kunnen hun systemen ook zo inrichten dat er een vrije educatieve ruimte blijft, legt Boshuizen uit. “Bijvoorbeeld door opensourcesoftware te gebruiken, van organisaties die niet winstgericht zijn. Daar moeten we dan als onderwijsveld, zowel vanuit de praktijk als het onderzoek wel heel bewust afwegingen in maken.”

Op welk moment versterkt digitale technologie het pedagogisch-didactisch handelen en op welk moment belemmert die techniek leraren juist om het goede te doen?

Praktijkonderzoek naar impact van technologie

Boshuizen hoopt dat er komend studiejaar een aantal praktijkonderzoeken rond dit thema kunnen starten. “Bij het ene onderzoek (onder leiding van Jos van den Brand) gaan we op twee scholen kijken welke impact digitale techniek heeft op het onderwijs. Dus: wat doet die techniek met de relatie tussen de leerkracht en de leerling, welke impact heeft techniek op het opdoen van de kennis? Maar ook: op de groepsdynamiek, en op de ruimte voor persoonsvorming van de leerlingen? Op welk moment versterkt digitale technologie het pedagogisch-didactisch handelen en op welk moment belemmert die techniek leraren juist om het goede te doen? We zoeken twee scholen die daarvoor een jaar willen optrekken met een pabo-onderzoeker en een leerkrachtonderzoeker.”

Lesmateriaal ontwerpen én het gesprek voeren

Bij een tweede onderzoek (geleid door Ronald Keijzer) gaan leraren digitaal reken- en wiskundelesmateriaal ontwerpen en tegelijkertijd het gesprek voeren over hun eigen pedagogisch-didactische opvatting over de inzet van digitale techniek bij reken- wiskundeonderwijs.

Samenwerking met Kennisnet bij impactassessment

Kennisnet ontwikkelt samen met de Universiteit Utrecht een instrument waarmee scholen de impact van digitale techniek kunnen beoordelen, het Impactassessment publieke waarden en onderwijstechnologie. Boshuizen wil met de uitkomsten van het praktijkonderzoek bijdragen aan de ontwikkeling hiervan.

Lees ook

Hoeveel invloed geven we techbedrijven nog op het onderwijs? 

Heb je de perikelen rondom het bedrijf OpenAI gevolgd? De machtsstrijd in dit invloedrijke techbedrijf roept de vraag op binnen welke kaders deze bedrijven kunnen en mogen opereren en hoe we hier als publieke sector sturing aan geven.  

Door Larissa Zegveld

De onderwerpen waarover wij publiceren