Meteen naar de content
  • Opinie
  • |
  • Beleid en organisatie
  • |
  • po
  • vo

‘Trek jezelf uit het moeras, dan kun je ook je voordeel doen met AI’

Een inhoudelijk perspectief, meer structurering en samenwerking. Dat heeft de onderwijssector volgens Peter van Lieshout nodig om de grip op digitalisering in eigen hand te houden. Van Lieshout trad in maart 2024 aan als voorzitter van de raad van toezicht van Kennisnet en houdt zich al jaren bezig met de toekomst van het onderwijs. In het licht van de conceptkerndoelen digitale geletterdheid, de snelle ontwikkelingen op gebied van AI en de macht van grote spelers als Google en uitgeverijen, breekt hij een lans voor het bundelen van professionaliteit.

Muriël Kleisterlee

Door Muriël Kleisterlee

30 mei 2024
6 minuten lezen
Peter van Lieshout

Als het gaat om digitalisering is voor Van Lieshout de prangende vraag: hoe kun je als sector op basis van je eigen professionaliteit meehelpen vormgeven aan die ontwikkeling? “Iedereen is zich er wel van bewust dat je digitale geletterdheid niet meer zomaar terzijde kan schuiven”, zegt Van Lieshout. “Daarvoor is het te belangrijk geworden. Maar de spannende vraag is: hoe gaan we om met deze razendsnelle ontwikkelingen, zeker ook gezien de snelheid waarmee artificial intelligence een plek krijgt? Als je niet oppast, is het onderwijs in deze ontwikkeling het lijdend voorwerp in plaats van het meewerkend voorwerp. Je ziet aan de ene kant mensen die denken: dit is fantastisch. En anderen roepen: daar moet je ontzettend mee oppassen.  

“Tegelijkertijd dendert de trein door. Grote partijen, de Microsofts van deze wereld, komen steeds weer met nieuwe dingen. Dat roept de vraag op: hoe ga je daar als onderwijsveld op een gestructureerde manier mee om? Het is naïef en onmogelijk om te doen alsof daar niet veel dynamiek in is. Maar het is ook naïef om daar geen opinie over te hebben en niet de vraag te stellen hoe je je daartoe moet verhouden.” 

Het debat organiseren

In Nederland hebben we daarbij een extra complicatie. Vergeleken met Frankrijk, Engeland en onze buurlanden heeft Nederland een erg gedecentraliseerd onderwijssysteem, stelt Van Lieshout. “We kennen bijvoorbeeld geen nationaal curriculum, dat elders duidelijke richting geeft. De kerndoelen zijn voorzichtige pogingen om enige structuur aan te brengen, maar eigenlijk hebben we heel weinig centrale voorschriften rond onderwijsinhoud. Als je op nationaal niveau niets met elkaar hebt georganiseerd om een goed debat te voeren over digitale geletterdheid en de macht van grote bedrijven, dan is het wishful thinking om te hopen dat een individuele schoolleider in een individuele school daar zelf eigen beleid op kan maken.” 

Hetzelfde speelt volgens Van Lieshout op gebied van leermiddelen. “In Nederland hoor je her en der wel geluiden dat de sector zich meer als geheel zou moeten richten op de ontwikkeling van leermiddelen, zodat scholen daar een serieuze partij in zijn en minder overlaten aan de grote uitgevers. En bij digitalisering is de situatie vergelijkbaar, maar dan in uitvergrote vorm. Het is echter nog niet zo dat alle onderwijsgevenden verenigd zijn in sterke beroepsgroepen die met elkaar een vuist maken als het gaat over de ontwikkeling van lesmateriaal of de sturing van digitale geletterdheid. Er is dus een beperkte landelijke structuur om te kijken hoe je het debat verder voert.” 

Van Lieshout ziet twee oplossingsrichtingen voor dit probleem. “Je kunt zeggen: laat de overheid centraal regelen waar lesmateriaal aan moet voldoen en hoe we met digitale geletterdheid omgaan. Of de sector probeert zijn eigen expertise zelf zó te bundelen dat die ook breder beschikbaar wordt. Dat laatste is een traject van zeker tien jaar, maar maakt je uiteindelijk wel veel sterker. Ik hoop dat de sector zichzelf als het ware aan de haren uit het moeras trekt en op basis van de inzichten van onderwijsprofessionals verder probeert te komen.” 

Hoe strakkere richtlijnen kunnen helpen

Wat dit betreft kan het onderwijs leren van de manier waarop dat vorm krijgt in de zorgsector, vindt Van Lieshout. “Zorgprofessionals bepalen met elkaar wat ze goed medisch handelen vinden en leggen dat vervolgens ook zo vast dat het landelijk verplichtend wordt. Met die richtlijn gaan ze naar het Zorginstituut en die zet er een stempel op. Vervolgens wordt de richtlijn in een soort verplichtend kwaliteitsregister opgeslagen. De inspectie kan die richtlijn dan als norm nemen voor het toetsen van andere zorgprofessionals in Nederland. Er is bovendien een vrij strakke structuur rond de toelating op de markt van nieuwe geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Zorgprofessionals kijken hierin mee om te toetsen: hebben we hier eigenlijk iets aan? Nou kun je de zorg niet een-op-een kopiëren naar het onderwijs, maar kijken hoe je een lijn kan brengen in die inhoudelijke ontwikkelingen is wel iets wat nastrevenswaardig is.” 

Krachtenbundeling onderwijsprofessionals

“De sectorraden pleiten de laatste tijd met regelmaat voor een veel strakkere kwaliteitsagenda. Ze willen de ontwikkeling van onderwijsmateriaal breed definiëren en strakker landelijk vormgeven. Daarin zien ze ook een rol voor zichzelf. Hoe precies is nog een beetje onduidelijk, maar de intentie om te starten met een curriculum en de sturing op leermiddelen is er. SLO zet stapjes, Kennisnet zet stapjes. Dit soort partijen kunnen mét de rest van het onderwijsveld bedenken: hoe kunnen we dit hele mechanisme verder brengen? Hoe meer draagvlak je daarbij hebt van professionals en hoe meer krachtenbundeling, hoe beter dat natuurlijk is. Dat zou het startpunt kunnen zijn van de ontwikkeling van normen over hoe bijvoorbeeld digitale geletterdheid goed vorm kan krijgen.” 

Hoe ontwikkel je met elkaar – beroepsgroepen, opleidingen, brancheorganisaties, SLO, Kennisnet – een inhoudelijk perspectief?

Ook voor lerarenopleidingen ziet Van Lieshout een rol weggelegd. “Nu bepalen pabo’s, al dan niet in onderling overleg, wat studenten moeten leren. Ook zij zouden samen met elkaar moeten bedenken: wat vind je eigenlijk van belang rond digitale geletterdheid en wat gaan we toekomstige leerkrachten bijbrengen over dit onderwerp? Het startpunt van het traject is dus: hoe ontwikkel je met elkaar – beroepsgroepen, opleidingen, brancheorganisaties, SLO, Kennisnet – een inhoudelijk perspectief? Op enig moment ontstaat dan ook de vraag: hoe kun je zorgen dat het niet meer vrijblijvend is en dat bijvoorbeeld een inspectie daarop kan handhaven?” 

De professionaliteit in de sector bundelen, dat is wat het onderwijs volgens Van Lieshout dus te doen staat. Dan ontstaat de kracht om alle ontwikkelingen niet alleen het hoofd te kunnen bieden, maar er ook je voordeel mee te kunnen doen. Van Lieshout denkt dat een gelegenheidscoalitie van de raden, de opleidingen, SLO en Kennisnet hierin een voortrekkersrol zou kunnen spelen; het ministerie van OCW zou het kunnen faciliteren.  

En voor iedereen die van mening is dat we eerst maar eens het taal- en rekenonderwijs moeten verbeteren, heeft Van Lieshout eveneens een boodschap: “Ook daar is de vraag wat professioneel handelen is. Als leraren zich als beroepsgroep beter weten te verenigen, kun je je ook buigen over de vraag: wat vinden we nou goed onderwijs? Dat is voor taal- en rekenvaardigheid niet anders dan voor digitale geletterdheid.”

Verkort cv Peter van Lieshout 

1990-1999: directeur Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn  

1991-heden: hoogleraar Universiteit van Utrecht (deeltijd) 

2000-2002: directeur-generaal ministerie van VWS  

2002-2004: directeur-generaal ministerie van Sociale Zaken  

2004-2013: voorzitter raad van toezicht ROC Midden Nederland  

2004-2014: lid Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), aandachtsgebied o.a.: toekomst van het onderwijs 

2015-2023: voorzitter raad van toezicht Nictiz (evenknie van Kennisnet in de zorg) 

2024-heden: voorzitter raad van toezicht Kennisnet 

De onderwerpen waarover wij publiceren