- Opinie
- |
- Digitale geletterdheid
- |
- vo
Werk ook als school aan digitale weerbaarheid van leerlingen
Op Safer Internet Day (11 februari 2025) roepen organisaties als Unicef en Safer Internet Centre Nederland belanghebbenden op om samen te werken om van het internet een veiligere en betere plek te maken, vooral voor kinderen en jongeren. Kennisnet-directeur Larissa Zegveld interviewt hoogleraar Esther Rozendaal, die een model ontwikkelde dat inzicht geeft in de digitale weerbaarheid van kinderen en jongeren, met de bedoeling die weerbaarheid uiteindelijk te kunnen vergroten. “Zelfregulerend vermogen is een belangrijke voorspellende factor van digitaal weerbaar gedrag.”

Door Larissa Zegveld

Waarom zouden scholen aandacht moeten besteden aan digitale weerbaarheid? Is veilig internetten niet meer een opvoedtaak voor ouders en verzorgenden?
Volgens mij hebben scholen hier ook een belangrijke opvoedtaak. Scholen en leerkrachten zijn belangrijke actoren in de sociale omgeving van kinderen. Samen kunnen ze álle kinderen bereiken. En dus ook die kinderen van wie de ouders om wat voor reden dan ook onvoldoende in staat zijn om hun kinderen daarin te ondersteunen. Als scholen een deel van deze taak op zich nemen, zorgt dat voor minder ongelijkheid in de mediaopvoeding. In ons eigen onderzoek zien we dat de thuisomgeving van kinderen en de aanwezigheid van ouders lang niet voor iedereen hetzelfde is.”

Esther Rozendaal, hoogleraar digitale weerbaarheid aan de Erasmus Univerisiteit.
Hoor ik je zeggen dat misschien ook niet alle volwassenen op het benodigde niveau zitten om hun kinderen hierin goed te begeleiden?
“Ja, en sommige leraren ook niet. Maar ook al heb je ouders die wel digitaal vaardig zijn, sommigen van hen hebben zulke grote andere uitdagingen aan hun hoofd dat zij weinig ruimte hebben om hun kinderen daar dan ook nog in te begeleiden. Dus het zit ‘m aan de ene kant in hoe mediawijs, hoe digitaal vaardig zijn de ouders zelf, maar aan de andere kant in hoeveel ruimte zij hebben om dit als opvoedtaak erbij te nemen.”
Dat herken ik zeker en is ook mijn pleidooi. Als je naar de huidige digitalisering kijkt, zijn er naast kansen ook behoorlijk wat uitdagingen. Mijn persoonlijke opvatting is dat we niet de luxe hebben om dat verschil tussen leerlingen te laten bestaan.
“Eens. Want een schoolcontext van een kind heeft een grote invloed op zowel het mediagebruik als op de mediawijsheid en het digitaal weerbaar omgaan met internet. En daarin spelen leeftijdsgenoten ook een rol. Die kunnen een negatieve invloed hebben, maar er kan ook zeker een positieve kracht vanuit gaan. Dus daarom denk ik dat het juist extra belangrijk is als er in een schoolcontext aandacht voor is, zodat ze ook kunnen leunen op elkaar. Kinderen kunnen elkaar heel erg veel leren, mits je dat in goede banen leidt.”
Toevallig heb ik net een blog gepubliceerd waarin ik het een beetje van de zorgelijke kant bekijk. Maar je hebt gelijk, er zit ook een optimistische kant aan: leren van elkaar, wat op school al veel gebeurt.
“Ja, ook omdat we zien dat sociale normen een belangrijke factor zijn in het bepalen van wat voor effecten media hebben op kinderen. Ook zijn sociale normen een belangrijke bepaler van digitale weerbaarheid. Dus je kunt juist op school proberen om dat te veranderen, zelfs als er een negatieve invloed vanuit die sociale groep is. Als je op groepsniveau in plaats van op individueel niveau verandering in gang kan zetten, heb je een veel groter bereik.”
Kun je uitleggen wat jouw model voor digitale weerbaarheid inhoudt?
“Met het raamwerk probeer ik digitaal weerbaar gedrag te verklaren. We zien grote verschillen in kinderen die zich online op een weerbare manier gedragen of niet. Ze passen online allerlei effectieve copingstrategieën toe. Die helpen hen zich te weren tegen potentieel negatieve effecten en bij het benutten van kansen. Ik ben dus geïnteresseerd in gedrag rond het toepassen van die strategieën. En die verschillen afhankelijk van de context en het type apps dat ze gebruiken. Ik wil weten: waar ligt dat aan?
“In de maatschappelijke discussie daarover zijn we geneigd om te denken dat kennis – dus les in mediawijsheid en digitale geletterdheid – daar een belangrijke factor in is. Als we kinderen maar voeden met kennis, inzichten en bewustzijn creëren voor risico’s, denken we dat gedrag daarmee automatisch meeverandert in de gewenste richting. Maar daar vinden ook mijn collega-wetenschappers in andere landen bar weinig bewijs voor. Wat ik met dit model in kaart probeer te brengen, is waar dat door komt.”

Model van Esther Rozendaal dat inzicht geeft in digitale weerbaarheid.
© Esther Rozendaal
En, wat heb je ontdekt?
“Digitaal gedrag is complex gedrag, vergelijkbaar met gezondheidsgedrag. Kennis en bewustzijn zijn belangrijke factoren die gedrag kunnen verklaren en voorspellen, maar daarmee ben je er nog niet. Je moet ook kijken naar inzichten vanuit de ontwikkelingspsychologie en naar de ontwikkeling van het brein. Wat vraagt dat nou eigenlijk van een kind om kennis te activeren en ook nog eens toe te passen op het moment dat hij actief is op social media? Daar komen allerlei zelfregulerende processen bij kijken die verbonden zijn aan de ontwikkeling van executieve functies.”
Kun je uitleggen wat dat betekent voor de digitale weerbaarheid van kinderen?
“Zelfregulerend vermogen is een belangrijke voorspellende factor van digitaal weerbaar gedrag. Kinderen die beter in staat zijn zichzelf te reguleren, kunnen ook veel beter met iets stoppen en eerst nadenken voordat ze online iets doen. Die zijn dus ook veel beter in staat om kennis om te zetten in actie.
“En als we vanuit de gedragswetenschappen gedrag proberen te voorspellen en verklaren, is motivatie een belangrijke factor. Volwassenen gaan ervan uit dat iedereen, inclusief kinderen, heel gemotiveerd is om digitaal weerbaar te zijn. Maar in ons eigen onderzoek zien we lang niet altijd dat kinderen zeggen: ‘Ja, het is superbelangrijk.’ Want ze moeten er ook iets voor inleveren. Er is altijd een andere kant van de medaille die zwaarder weegt, zoals schermtijd inleveren. Daardoor zijn ze eigenlijk niet gemotiveerd genoeg om dat wat ze wel weten om te zetten in acties die hen daadwerkelijk kunnen helpen om met die online uitdagingen om te gaan. Dus er is meer inzicht nodig in de motivatie. Je moet weten waar je je pijlen op moet richten als je wilt gaan werken aan preventie en interventie.”
Er zijn dus allerlei factoren in de omgeving van kinderen waar je rekening mee moet houden?
“Ja, dat kan de schoolcontext zijn, de mediacontext en het kan zelfs de beleidscontext zijn. Vanuit die omgevingen zijn er allerlei invloeden die kinderen kunnen helpen dan wel hinderen om zich digitaal weerbaar te gedragen. De mediaomgeving is daarvan uiteraard een heel belangrijke. Hoe zijn die platformen eigenlijk ontwikkeld en in welke mate stellen die platformen kinderen in staat om zich weerbaar te gedragen?”
Dan heb je het over het verslavende karakter van social media?
“Ja. Kinderen zeggen: ‘Ik wil eigenlijk helemaal niet zo lang online zijn, maar ik kan gewoon echt niet meer stoppen.’ Dat gebeurt zelfs als ze beelden zien die ze niet willen zien. Het liefst zouden ze iets willen doen om dat te voorkomen. Maar het wordt ze niet makkelijk genoeg gemaakt om dat dan ook te doen. Dat zijn dus echt de technological forces. Het ontwerp van die platformen maakt digitaal weerbaar gedrag moeilijk.”
En dan spelen de sociale omgeving, de soort mediaopvoeding en de sociale normen in hun vriendengroepen ook nog een rol?
“Ja, dat zijn allemaal factoren die helpend of hinderend kunnen zijn en daarmee de digitale weerbaarheid verklaren. Het model laat zien dat het een heel complex verhaal is, omdat er zo ongelooflijk veel factoren zijn die dat gedrag beïnvloeden. En die factoren kunnen ook nog eens per kind verschillen.”
Het doet mij denken aan de vapediscussie die ook zo ingewikkeld is. Ik sprak daar laatst met een aantal schoolbestuurders over. Zij zeiden dat weerstand bieden aan digitale verleiding nog moeilijker is dan weerstand bieden aan vapen, terwijl dat al zo lastig is. Aan de alom aanwezige digitale wereld kun je moeilijk ontsnappen.
“Precies. Moeilijk loskomen van hun scherm vinden kinderen zelf ook een dingetje. En ze zien het beperken daarvan wel degelijk als een oplossing. Ook zijn ze zich bewust van technologische middelen die dat heel efficiënt voor je kunnen doen. Maar als je de vraag stelt: doe je dat ook? Dan wordt het toch een beetje lastig en zeggen ze: ‘Ik heb die telefoon ook op school nodig om het rooster te bekijken.’ Bovendien willen ouders hun kinderen kunnen bereiken.
“Het is zo geïntegreerd in het dagelijks leven dat het heel moeilijk is om je daaraan te onttrekken. Als het gaat om privacy kun je in Snapchat je locatie uitzetten. Maar dat brengt ingewikkelde sociale dingen met zich mee, want dan zie je ineens dat al je vriendinnen ergens zijn en jij niet. Dan lopen ze het risico om buiten de groep te vallen.”
Hoe kunnen we dit nu verder oppakken?
“Een eerste belangrijke stap voor scholen is om in kaart te brengen wat er speelt bij hun leerlingen. Als je dat op schoolniveau doet, zul je alsnog veel verschillen ontdekken. Vraag vooral ook aan de leerlingen zelf waar hun online uitdagingen liggen en wat ze hindert om daar op een effectieve manier mee om te gaan. Voor sommige kinderen is het een gebrek aan kennis, voor andere een gebrek aan motivatie, en voor weer andere gaat het om een gebrek aan zelfregulatie.
Vraag vooral ook aan de leerlingen zelf waar hun online uitdagingen liggen en wat ze hindert om daar op een effectieve manier mee om te gaan
“Wat je ook hoort, is dat ze het zelf niet ter sprake durven brengen bij hun ouders, omdat ze zich schamen, zich schuldig voelen of bang zijn voor straf. Als je die hindernissen als school in kaart kan brengen, dan weet je ook met wat voor leerdoelen je aan de slag moet.”
Wanneer is een kind voldoende digitaal weerbaar?
“Je bent weerbaar als je vaak in staat bent om effectieve copingstrategieën toe te passen. En je kunt terugveren als je toch iets overkomt. Dus als het lukt om de negatieve invloeden van de online wereld binnen een bepaalde bandbreedte te houden. Dan ben je ook in staat om die online wereld te gebruiken om je welzijn te verbeteren. Of te bereiken wat je graag wilt bereiken.”
Mooi hoe jij dat formuleert. Het ligt ook dicht aan tegen wat docenten brengen in het onderwijs: niet alleen kwalificatie, maar ook socialisatie en persoonsvorming.
“Ja, volgens mij moet je het bijna lostrekken van bepaalde digitale leerdoelen. Die bestaan natuurlijk ook, maar dit gaat over identiteitsvorming, persoonlijke groei en dat je dat in interactie met de online wereld laat bestaan.”
Heb je het dan ook over digitaal burgerschap?
“Zeker, maar ik merk wel dat burgerschap soms heel smal wordt bekeken. Dan kijk je of iemand in staat is om met de digitale overheid om te gaan bijvoorbeeld. Of dat je op de hoogte bent van wat er speelt, zodat je goede keuzes kan maken bij een verkiezing. Maar de beleving van kinderen zelf wordt weleens vergeten. In hun online wereld gaat het om het bereiken van bepaalde doelen die vooral te maken hebben met: wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik?”
Waar zou Kennisnet op in kunnen zetten om leerlingen digitaal weerbaarder te maken?
“Ik zou het heel mooi vinden als er meer ruimte komt voor het perspectief van de kinderen zelf. Het gesprek wordt nu vaak gevoerd vanuit normen, waarden en perspectieven over kinderen van volwassenen. De stem van de kinderen wordt nog weinig gehoord en meegenomen. Dus als Kennisnet ervoor zou kunnen zorgen dat kinderen worden betrokken in deze discussie en zoektocht naar oplossingen, zou dat heel mooi zijn.”
Dat vind ik een mooie aanvulling. Sommige scholen werken al met kinderraden. Wij kunnen ervoor pleiten dat dat meer en op een gelijkwaardige manier gebeurt, zodat kinderen zich serieus genomen voelen.
Over de auteur Larissa Zegveld
Larissa Zegveld is directeur-bestuurder van Kennisnet
