- Trend
- |
- Technologische innovatie
- |
- po
- vo
- mbo
Aandacht voor de digitale publieke ruimte
Technologie bepaalt in grote mate hoe onze leefwereld eruitziet. Ze geeft vorm aan hoe we ons verbinden met elkaar, informatie met elkaar delen en elkaar ontmoeten. Daarmee is het digitale domein onderdeel geworden van de publieke ruimte. En net als bij de fysieke publieke ruimte, zoals parken en pleinen, bibliotheken en wegen roept dat vragen op over hoe we die ruimte inrichten en wie er bepaalt wat daar gebeurt.
Door Theresa Song Loong
In het kort
- De digitale wereld en de fysieke wereld raken steeds meer verstrengeld met elkaar. In de fysieke wereld hebben overheden en burgers een grote invloed op de publieke ruimte en de infrastructuur. In de digitale wereld ligt de macht vooral bij grote techbedrijven. Zij bepalen hoe de infrastructuur en de digitale publieke ruimte eruitzien.
- Het gebrek aan invloed op de digitale publieke ruimte zorgt voor steeds meer onbehagen in de samenleving. Overheden, burgers en organisaties hebben nauwelijks grip op wat er met hun gegevens gebeurt en met wie ze gedeeld worden. Bovendien zijn er nog weinig alternatieven voor de platforms en cloudopslag van de grote aanbieders.
- Het toegenomen onbehagen leidt tot een sterkere roep om alternatieven en inspraak op het technologisch ontwerp. Hier wordt ook steeds vaker werk van gemaakt en de term digitale autonomie staat steeds vaker op de politieke agenda.
- Ook het onderwijs merkt steeds meer de effecten van grote techbedrijven die de digitale publieke ruimte beheersen. Denk aan AI-toepassingen in het onderwijs, opslag van leerlinggegevens, digitaal toetsen en dashboards. Scholen hebben weinig inspraak in het ontwerp en geen grip op de data in deze toepassingen. Veranderen van aanbieder over leverancier is bovendien heel ingewikkeld, hier zitten scholen vaak aan vast.
- De onderwijssector doet er goed aan om een gezamenlijke visie te formuleren op de digitale leeromgeving en de digitale publieke ruimte. En van uit die visie samen te werken om grip te krijgen op de ontwikkelingen, bijvoorbeeld door samen in te kopen en doorlopende inspraak te organiseren.
Wat zien we gebeuren in de maatschappij?
De publieke ruimte strekt zich uit naar de virtuele wereld
Bij de publieke, ofwel openbare ruimte denk je aan vrij te gebruiken ruimte, zoals straten, parken en bibliotheken. Het gaat zowel om de infrastructuur als de organisatie ervan. Denk aan afspraken over onderhoud, gedragsregels en handhaving. Dit samen creëert ruimte voor ontmoeten en ondernemen. Die functies (van ontmoeting en onderneming) zie je inmiddels terug in de virtuele wereld. De publieke ruimte strekt zich uit naar de virtuele wereld.
Afspraken over de digitale publieke ruimte
De digitale publieke ruimte kent ook een infrastructuur, al is die vaak minder zichtbaar dan haar fysieke tegenhanger. Denk aan de werking van het internet, afspraken over gegevensbeveiliging en cloudopslag. Net als in de fysieke wereld horen daar processen en afspraken bij: wie mag er op welke plek welke soort dienstverlening aanbieden, op welke manier organiseren we dat en welke verantwoordelijkheden horen daarbij?
Big tech bepaalt
Wie bepaalt hoe die afspraken vorm krijgen? Hier bestaat niet één procedure voor. Wat wel duidelijk is: grote technologiebedrijven met hun enorme investeringscapaciteit hebben de afgelopen jaren de koers van technologische ontwikkelingen bepaald.
Vertrouwen in technologie
De positie van big tech veroorzaakt een groeiend onbehagen bij mensen en organisaties. Het sleutelbegrip hier is vertrouwen, of liever: een gebrek aan vertrouwen. Techbedrijven verzamelen enorme hoeveelheden data over ons, elke keer als we ons op het internet begeven. Welke data ze verzamelen, wat ze daarmee doen, met wie ze deze delen; we weten het niet.
Het vertrouwen in technologie ook heeft schade opgelopen door verschillende grote schandalen bij overheid en bedrijfsleven. Denk aan de rol van algoritmes bij de toeslagenaffaire of de rol van sociale media bij verkiezingsmanipulatie. Critici willen dat ontwikkelaars van technologie meer oog hebben voor de maatschappelijke impact van die technologie.
Tegenbeweging: decentralisatie
Door het gebrek aan invloed op de digitale publieke ruimte is een tegenbeweging op gang gekomen, die een andere koers wil voor technologische ontwikkeling. Met meer grip op de digitale publieke ruimte. Deze beweging die pleit voor meer digitale autonomie was er altijd al, maar wint nu aan kracht. Partijen experimenteren met nieuwe technologie en onderzoeken hoe ze die kunnen inzetten. Daarnaast zoeken organisaties en allianties naar verbeterde ontwikkelpraktijken en regulering van digitalisering.
Zo wordt er onderzocht of technologische innovaties kunnen helpen om het vertrouwen in digitale technologie te herstellen. Een manier is om diensten, infrastructuur en dataopslag minder centraal in te richten. Voorbeelden hiervan zijn:
- Opensource-clouddiensten en uitwisselbaarheid tussen clouddiensten, zoals gebeurt bij Nextcloud. Deze communicatie- en samenwerkingsomgeving is vergelijkbaar met Google Workspace en Microsoft 365. De broncode van de toepassing is vrij beschikbaar, waardoor verschillende leveranciers de dienst in diverse smaken kunnen aanbieden. De integratie in een volledige werkomgeving vraagt wel wat meer technische kennis dan bij de bekendere toepassingen.
- Identity wallets. We loggen bij veel diensten in en hebben dan te maken met een identificatieproces. Identity wallets zijn een technologie om het eigenaarschap van identiteit bij een gebruiker zelf te organiseren. De gegevens worden dan bijvoorbeeld op je eigen telefoon of bij je eigen vertrouwde onderwijsorganisatie opgeslagen. Coöperatie SURF onderzoekt of dit een mogelijkheid is voor het hoger onderwijs.
- Decentrale sociale media. Sociale media zijn steeds meer centraal georganiseerd. De overname van X (voorheen Twitter) door Elon Musk had een grote impact op de dienstverlening, waar niet iedereen positief over was. Hierdoor komen alternatief georganiseerde netwerken in beeld. Initiatieven als Mastodon, PubHubs en Bluesky bekijken of een netwerk van kleine gemeenschappen een antwoord is door gebruikers meer opties te bieden om zelf hun gebruikersomgeving in te richten.
Innovatie met technologie alleen is niet genoeg
Hoewel technologische innovaties de grip op de digitale publieke ruimte kunnen vergroten, is technologie niet genoeg. Lang is er bijvoorbeeld gekeken naar blockchain als technologie om eigenaarschap over data terug te winnen. Uit de vele experimenten bleek de maatschappelijke meerwaarde echter beperkt. Het vormgeven van de digitale publieke ruimte vraagt dan ook om het samenbrengen van technologie én het maatschappelijk vraagstuk waar de technologie aan zou kunnen bijdragen.
Daarnaast is het onderwijs nog terughoudend om alternatieven te benutten. We vinden autonomie wel belangrijk, maar er zijn ook twijfels: zijn opensource-toepassingen veilig genoeg, zijn ze eenvoudig te integreren in onze systemen, kunnen ze hetzelfde bieden als de grote platforms? Daarnaast zijn de kosten per gebruiker van de alternatieven vaak hoger dan die van Google of Microsoft. Autonomie en grip hebben hun prijs. De vraag is of we die willen en kunnen betalen.
Voorbeeld tegenbeweging: AI
Bij het ontwerp van generatieve AI zoals ChatGPT zien we deze trend van centralisering en tegenbeweging terug. Slechts een handvol bedrijven heeft de mogelijkheden om met veel rekenkracht en enorme hoeveelheden data (cloudinfrastructuur) de benodigde AI-modellen te trainen en beschikbaar te stellen aan app-ontwikkelaars. Dienstverleners die mee willen gaan in de ontwikkelingen, kunnen daardoor niet om de grote AI- en cloudaanbieders heen. Veel partijen leggen zich daarbij neer. Ze hebben geen keus als ze hun voordeel willen doen met de nieuwe technologie.
Anderen leggen zich hier niet bij neer. Ze willen dat AI anders ontwikkeld wordt, met meer transparantie over het ontwerp en de dataverwerking. Universiteiten, overheden, bedrijven en sociale bewegingen bekijken of open source AI-modellen een impactvol alternatief bieden. In Nederland is bijvoorbeeld GPT-NL een initiatief vanuit de overheid en publieke instellingen om een open alternatief taalmodel te ontwikkelen, gebaseerd op publieke waarden.
Het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI) is een initiatief van overheid en onderwijs om onderwijsbehoeftes en de ontwikkeling van AI dichter bij elkaar brengen. Via het lab kunnen wetenschappers, makers, ontwikkelaars en onderwijsprofessionals experimenteren met AI. Hierdoor is veel aandacht mogelijk voor het ontwerp en ontwikkeling, en daarmee voor de impact op onderwijs. Dat zou ook voor andere technologie kunnen: gezamenlijk leren, gezamenlijke invloed.
Impact van de digitale publieke ruimte op het onderwijs: twee denkrichtingen
Digitale technologie heeft steeds vaker impact op leerprocessen én op de bedrijfsvoering van onderwijsorganisaties. De digitale leeromgeving is net als het schoolgebouw deel van de leer- en ontwikkelomgeving van leerlingen. En de onderwijssector heeft weinig inspraak op de ontwikkeling hiervan. Enkele voorbeelden:
- Generatieve AI-toepassingen in het onderwijs. Veelvuldig gebruik hiervan door leerlingen en docenten werkt direct door in bijvoorbeeld toetsbeleid en lesdoelen. Er komen steeds meer van dit soort toepassingen en de technologie wordt relatief snel en breed toegevoegd aan digitale omgevingen. Dit gebeurt zonder inspraak of toetsing: aan onderwijsinstellingen wordt niet gevraagd hier een keuze in te maken, maar ze hebben wel te maken met de impact van de technologie op het onderwijsproces.
- Dashboards in het primair onderwijs. De ontwikkelaar bepaalt hoe de ontwikkeling van een kind wordt weergegeven en kiest vanuit zijn pedagogische visie voor een weergave van bijvoorbeeld geel of rood. Maar de keuze voor deze kleuren heeft wel een pedagogische impact, bijvoorbeeld doordat kinderen zich met elkaar gaan vergelijken. Wie een digitale leeromgeving ontwerpt, kan daarmee dus ook pedagogische grenzen en (on)mogelijkheden bepalen.
- Afhankelijkheid van platforms en leveranciers. Het is vaak onduidelijk welke data waar wordt opgeslagen en verwerkt, en tussen welke applicaties er data wordt uitgewisseld. En als je zelf geen grip hebt op je data, is het ook ingewikkeld om van dienst of leverancier te wisselen. Vooral bij fusies en aanbestedingen kan dit operationele problemen opleveren.
Publieke regie terugwinnen
Veel beslissingen over de digitale leeromgeving worden niet genomen door de school, maar door de bedrijven die de technologie ontwikkelen. Het terugwinnen van publieke regie hierover is steeds vaker een punt van aandacht bij schoolbesturen. Ook op landelijk niveau groeit de wens om de digitale leeromgeving te beschouwen als publieke ruimte. De Tweede Kamer heeft de regering gevraagd om alternatieven voor de huidige commerciële infrastructuur te onderzoeken, met publieke waarden als uitgangspunt.
Enthousiasme (en berusting) versus zorgen over digitale publieke ruimte
Niet iedereen denkt hetzelfde over de ontwikkelingen in de digitale publieke ruimte. Er lijkt een algemene consensus, die zegt dat:
- de impact van technologie op het onderwijs groot is en dat deze de (toekomstige) leefwereld van jongeren vormt;
- het onderwijs zelf niet in staat is de koers van deze technologie te beïnvloeden.
Maar daar houdt de consensus op en heb je ruwweg twee visies: één richting is enthousiast over de snelle ontwikkelingen, anderen maken zich zorgen en willen werken aan verandering.
Enthousiasme en berusting
De groep enthousiastelingen wil zoveel mogelijk bijblijven en het onderwijs daarin meenemen. Vaak is er ook gelatenheid en berusting. Veel gehoord uit de praktijk: ‘Het onderwijs staat al voor zoveel uitdagingen; kunnen we dan niet gewoon gebruik maken van het gemak dat de huidige technologie ons biedt?’
Er is daarbij soms wel besef en zorg dat leerlingen en data vooral een verdienmodel zijn voor grote techbedrijven. Er zijn ook zorgen dat er steeds meer en steeds intiemere data van leerlingen verwerkt wordt, zoals sociaal-emotionele gegevens of biometrie. Maar wat doe je ertegen? De macht van deze bedrijven is te groot is om als Nederlands onderwijs tegenop te boksen. In deze visie kan het onderwijs leerlingen maar beter klaarstomen voor een wereld waarin het is zoals het is, in plaats van te proberen die wereld te veranderen.
Werken aan een andere publieke digitale ruimte
Anderen leggen zich niet neer bij deze berustende houding. Zij vinden een andere koers nodig voor technologische ontwikkelingen, met meer inspraak en invloed op de digitale leeromgeving als publieke ruimte. Zodat die digitale omgeving beter aansluit bij onderwijswaarden en de onderwijsvisie van een school – met andere woorden: de digitale leeromgeving moet ook echt een onderwijsomgeving kunnen zijn. In het beste geval worden scholen in die visie ook minder afhankelijk van leveranciers en komt er meer zicht op de pedagogische impact van digitale leermiddelen en -omgevingen.
Voorbeelden: andere digitale publieke ruimte
- Open cloudstructuur. Wisselen van platform is nu ingewikkeld omdat een schoolleverancier veel data moet overzetten. Als het onderwijs vereist dat er standaarden zijn voor clouddiensten, wordt het makkelijker om te wisselen van platform. Specialistische leermiddelenuitgeverijen krijgen dan meer ruimte om te innoveren en aan te sluiten op een platform. Dit vraagt een open cloudinfrastructuur.
- Identity management. Voor identity management zijn onderwijsorganisaties nu nog vaak afhankelijk van een tussenleverancier die de koppeling verzorgt tussen personeelsbestanden, leerlingadministratie en inlogsystemen van leermiddelen. Met technologie zoals identity wallets kan de school of de leerling eigenaar zijn van de eigen identiteitsgegevens. Dit vermindert de afhankelijkheid van dit soort tussenleveranciers.
Wat is er nodig? Een gezamenlijke onderwijskoers voor technologie
Bij Kennisnet zien we de voordelen en positieve impact van technologie voor het onderwijs. Ook vinden we dat het onderwijs leerlingen moet blijven voorbereiden op de digitale wereld waar we midden in zitten, een wereld die zich verder digitaliseert.
Tegelijkertijd ervaren we ook nadelen voor het onderwijs als de sector te afhankelijk wordt van commerciële partijen voor de digitale infrastructuur. Daarom stellen we hier de vraag: wat betekent het als de onderwijssector mede vorm wil geven aan de digitale leeromgeving en de digitale publieke ruimte? Hoe ziet zo’n pad eruit?
Gezamenlijke visie
In de eerste plaats is een gezamenlijke visie nodig. Wat vinden we belangrijk vanuit onze onderwijsvisie en vanuit onze expertise als onderwijsprofessional? Welke technologie moet in publieke handen zijn en met publieke inspraak gerealiseerd worden?
Schoolbesturen zijn cruciaal om zich uit te spreken over de wenselijke richting van ontwikkelingen. Om de wensen van de sector ook echt uit te voeren, is uiteraard samenwerking nodig. Daar hebben overheid, landelijke organisaties als PO-Raad, VO-raad en bijvoorbeeld Kennisnet een rol in.
Samen inkopen en doorlopende inspraak organiseren
Om de markt in beweging te zetten is het belangrijk om gezamenlijk de marktvraag en inkoopvoorwaarden te bepalen. Onderwijsinstellingen kunnen om die reden lid worden van inkoopcoöperaties zoals SIVON. Daarnaast moet er landelijk doorlopend inspraak bij internationale techbedrijven georganiseerd worden. Ook hierbij hebben inkoopcoöperaties een belangrijke rol. Zij kunnen bewustzijn en alertheid ‘organiseren’, constant de juiste vragen stellen en ervoor zorgen dat iedereen scherp naar de ontwikkelingen blijft kijken. Dat doorlopende gesprek is van groot belang. En dat lukt steeds beter. Zo heeft Google mede op aandringen van SURF en SIVON aanpassingen gedaan in Google Workspace for Education.
Bewustzijn en digitale geletterdheid vergroten
De virtuele wereld wordt merendeels vormgegeven door technologiebedrijven. Daarvan zijn schoolorganisaties zich nog (te) weinig bewust. De impact van digitale technologie is enorm. Digitale geletterdheid is op alle niveaus van het onderwijs relevant, zodat deze impact veel meer zichtbaar wordt. Welke technologie gebruiken we nu? Hoe werkt het? Wat doet dat met ons? Dat zijn misschien lastige vragen, maar hierover mogen we echt vaker het gesprek voeren. Met een beschouwende blik en niet geleid door de waan van de dag.
Gezamenlijke slagkracht
De huidige koers van technologische ontwikkelingen is geen gegeven. Willen we de digitale leeromgeving, net als het schoolgebouw, een plek voor iedereen laten zijn, dan moeten we in actie komen. Denk mee, praat mee, bepaal mee. Laat van je horen. Voor het onderwijs zou dat een grote impact kunnen hebben. Op het leren zelf, maar ook in de organisatie van het onderwijs. Dat lukt alleen als we samen optrekken. Alleen door betrokkenheid en samenwerken kan het onderwijs een stem vormen over de digitale publieke ruimte.