Doorgaan naar hoofdinhoud
  • Trend
  • |
  • Leermiddelen
  • |
  • po
  • vo

Zorgen om marktkracht van big tech en edtech in het onderwijs

Educatieve tools van uitgeverijen en producten van softwareleveranciers raken steeds sterker verweven met de platforms van de grote internationale technologiebedrijven. Die interactie levert het primair en voortgezet onderwijs gebruiksvriendelijke en betrouwbare producten op die goed te integreren zijn in het onderwijs. Maar de groeiende marktmacht van edtech en big tech leidt ook tot gerechtvaardigde zorgen. Vrijwel alle grote uitgevers, softwareleveranciers en dienstverleners hebben daarnaast inmiddels commercieel gedreven eigenaars. Ook dat roept serieuze vragen op over publieke waarden. Meer regie door het onderwijs én de politiek is nodig om grip te houden op onze onderwijsmarkt.

Willem-Jan van Elk

Door Willem-Jan van Elk

07 november 2024
8 minuten lezen

Om beter in te kunnen spelen op de diversiteit aan leerlingen, willen scholen graag meer variatie in het lesmateriaal. Scholen gebruiken ook steeds meer digitaal materiaal vanuit een elektronische leeromgeving die zowel leraar als leerling ondersteunt. Samenwerkingsomgevingen zoals Google Classroom en Microsoft Teams vergemakkelijken de communicatie tussen docenten en leerlingen en maken het mogelijk om lesmateriaal en opdrachten efficiënt te delen.  

Inspelen op veranderende vraag 

Educatieve uitgevers willen zo goed mogelijk inspelen op die veranderende vraag. Allereerst door passend lesmateriaal te ontwikkelen. Maar ook met een goede aansluiting op portals zoals Magister, Somtoday en Parnassys, en steeds vaker met op AI gebaseerde functies. En door aan te sluiten op efficiënte samenwerkingsomgevingen en IT-infrastructuur van big tech.  

Dat edtech (technologie voor educatieve doeleinden) en big tech (grote internationale techbedrijven) de handen ineenslaan, is volledig te begrijpen. Het is voor edtech-bedrijven moeilijk om IT-basisdiensten te ontwikkelen die net zo soepel met verschillende systemen kunnen samenwerken. Kruisbestuiving met big tech ligt voor de hand: de samenwerkingsomgevingen, IT-infrastructuur en AI-diensten van de grote platformbedrijven zijn gebruiksvriendelijk, betrouwbaar en veilig.  

Ook goed te begrijpen is dat we de laatste jaren steeds meer ‘commercieel eigenaarschap’ zien in Nederlandse onderwijsmarkt. De onderwijsmarkt is relatief ongevoelig voor bewegingen in de economie en kent trouwe klanten met een laag debiteurenrisico. Inmiddels zijn vrijwel alle uitgevers, softwareleveranciers en dienstverleners in handen van private equity gekomen.  

Vijf trends

Zoomen we in op de onderwijsmarkt in po en vo, dan zien we vijf trends die vragen oproepen:

Strategische samenwerking edtech – big tech 

De eerste trend is dat bedrijven strategische afspraken voor samenwerking maken. Zo ontsluit Sanoma, eigenaar van uitgeverij Malmberg, leermiddelen via Microsoft Teams en is het gebruik van de AI-diensten van Microsoft een van de thema’s in de samenwerking. De vraag is of de leermiddelen van Malmberg onder gelijke voorwaarden ook beschikbaar zijn in andere omgevingen. En of andere uitgevers hun materiaal onder dezelfde voorwaarden ook via Teams kunnen aanbieden. Daarnaast is de vraag welke afspraken er zijn gemaakt over het delen van gegevens. Tot welke leerlinggegevens krijgt Microsoft toegang?  

Grotere afhankelijkheid van big tech 

De tweede trend is dat scholen en edtech-partijen steeds afhankelijker worden van de ict-platforms van Microsoft, Amazon en Google. Zo maken ThiemeMeulenhoff en ELO-leverancier Magister gebruik van Microsoft Azure voor de hosting van hun digitale producten. Verhuizen naar een ander platform is vaak geen optie: technisch ingewikkeld en kostbaar. Wie eenmaal binnen is, blijft dus vaak binnen. Begin 2023 heeft Microsoft forse prijsstijgingen doorgevoerd. Als leveranciers dat doorberekenen drijft het ook weer de kosten van scholen op. Zoals gezegd spelen er daarnaast forse risico’s rond privacy We moeten ons afvragen hoeveel data over leerlingen en docenten wordt gedeeld, onder meer omdat de Amerikaanse overheid volgens de US CLOUD Act gegevensinzage van big tech kan eisen.  

Verticale integratie  

Bij verticale integratie neemt een bedrijf een andere stap uit de productieketen op in het eigen bedrijfsproces. Zo stimuleert Microsoft het gebruik van Teams als elektronische leeromgeving. En met learning accelerators voor lezen, spreken en rekenen is Microsoft ook nog eens leverancier van leermiddelen geworden met producten als Leesvoortgang (de Nederlandse versie van Reading Progress) voor leesvaardigheid. Deze leermiddelen zijn alleen beschikbaar in Teams en niet in andere omgevingen. Dit staat haaks op de publieke waarde van een gelijk speelveld voor alle marktpartijen. De producten zijn bovendien gemaakt voor ‘de gehele wereld’ en passen niet per se bij het Nederlandse curriculum en de didactiek van de school. 

Vergelijkbaar is de (verticale) integratie van het leerlingadministratiesysteem (LAS), het leerlingvolgsysteem (LVS) en de elektronische leeromgeving (ELO) in Magister en Somtoday. Het LAS van Magister is niet te koppelen aan Somtoday en de ELO van Somtoday niet aan Magister.  

Deze vormen van integratie beperken marktwerking en keuzevrijheid,en kunnen bovendien privacyrisico’s geven.  

Horizontale integratie 

Het samenvoegen van partijen op dezelfde hoogte in de bedrijfskolom heet horizontale integratie. Een voorbeeld is de overname van ThiemeMeulenhoff en Zwijsen door het uitgeverscluster Klett Group. Na de overname zijn de activiteiten voor het primair onderwijs van beide uitgevers samengevoegd. Het is reëel te veronderstellen dat bij doublures in het productaanbod (taal, rekenen) een aantal producten zal verdwijnen. Een ander voorbeeld is de overname van Cloudwise (leverancier van het COOL-platform) door Odin Groep. Deze eigenaar bezat al Heutink ICT (leverancier van het MOO-platform) en het lijkt de bedoeling om de twee platforms samen te voegen.  

Door horizontale integratie blijven er minder concurrerende partijen op de markt over. Als productportfolio’s worden samengevoegd, verschraalt het aanbod en hebben scholen minder te kiezen. En ook bij deze trend spelen privacy-issues: bestanden met klant- en leerlinggegevens worden samengevoegd en dit geldt mogelijk ook voor gegevens van leerkrachten.  

Verandering in eigenaarschap 

De vijfde trend is verandering van eigenaarschap. Op dit moment zijn de vier grootste uitgevers en zes grote softwareproducten in het primair en voortgezet onderwijs in handen van vijf commercieel gestuurde eigenaren. Een groot deel van de markt is bij een steeds kleiner aantal eigenaren terechtgekomen, voor een belangrijk deel private equity. Kenmerkend voor deze investeerders is dat zij bedrijven en organisaties opkopen om deze na een paar jaar weer met winst door te verkopen. Het onderwijs is overigens niet de enige publieke sector waarop private equity zich heeft gestort; we zien dit bijvoorbeeld ook in de zorg.  

De afname van het aantal eigenaren en de groei van private equity op de leermiddelenmarkt zijn een zorgelijke ontwikkeling. De focus op ‘onderwijsrendement’ kan hierdoor verschuiven naar ‘financieel rendement’, met hogere prijzen en verschraling van het aanbod als gevolg. Dit verdient in het bijzonder aandacht, omdat de volledige omzet van deze spelers uit publiek geld bestaat.  

Tegenkracht 

De vijf trends die we zien, zijn bedreigend voor publieke waarden. In onderwijs-economische taal zijn de risico’s marktverschraling, monopolisering, gedwongen winkelnering, lock-ins, steeds hogere prijzen en exploitatie van (persoons)gegevens. De vraag is: hoe krijgen we als onderwijssector en samenleving de grip terug op de leermiddelenmarkt? Het goede nieuws is dat er al tegenkrachten zijn: 

  • Meer marktwerking door standaardisatie − Binnen het programma Edu-V maken scholen en leveranciers gezamenlijke afspraken over de toegang tot en het gebruik van digitale onderwijsmiddelen voor het primair, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs. Zo moeten applicaties los van elkaar kunnen worden gekozen en kunnen samenwerken via standaard koppelingen.
  • Meer inkoopmacht door samenwerking − Coöperatie SIVON bundelt de inkoop van leermiddelen en leerlingadministratiesystemen, waardoor schoolbesturen tegen een goede prijs en onder betere voorwaarden gebruik kunnen maken van de producten van edtech.
  • Betere voorwaarden bij big tech door Europese regelgeving − Recente Europese regelgeving en het toezicht daarop bieden ook aanknopingspunten. Op basis van de Digital Markets Act en de General Data Protection Regulation kan big tech voorwaarden worden opgelegd. Deze Europese regelgeving lost de problemen van beperkte keuzevrijheid, sterke afhankelijkheid van big tech en stijgende kosten overigens niet op.
  • Alternatieve producten onder publiek beheer − Onder het Nationaal Groeifonds stimuleert het programma Impuls Open Leermateriaal het ontwikkelen, gebruiken en delen van vrij en publiekelijk beschikbaar leermateriaal. Het programma zorgt ook voor kwaliteit en continuïteit van deze materialen. Open leermateriaal kan daarmee een belangrijke aanvulling zijn op producten uit de markt, waarmee scholen beter kunnen inspelen op de actualiteit, bestaande methodes verrijken, of het onderwijs anders organiseren.  

    Het Groeifonds financiert ook het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI), dat samen met leraren, kennisinstellingen en bedrijven (AI-gebaseerde) prototypes voor het onderwijs ontwikkelt en onderzoekt. NOLAI wil fundamentele technologische innovaties hun weg laten vinden naar de markt, waarbij innovaties ook beschikbaar voor kleinere spelers. Het programma ondersteunt scholen en bedrijven om tot een verantwoorde en effectieve opschaling te komen. 

Hoe verder?  

Deze ontwikkelingen zijn stappen in de goede richting. Maar er is meer nodig om grip te krijgen op de leermiddelenmarkt. Te beginnen met de onderwijssector zelf. Die kan bewezen effectieve instrumenten als Edu-V en gebundeld inkopen via SIVON verder uitbouwen. Kennisnet kan samen met SIVON, MBO Digitaal, Surf en Npuls de krachten bundelen en proberen meer invloed uit te oefenen op big tech. En onderwijsinstellingen kunnen zelf bewustere keuzes maken voor leermiddelen en applicaties in de digitale leeromgeving die bijdragen aan meer marktwerking, en kwalitatief goed open leermateriaal te omarmen. Ook kunnen scholen vaker van methode en product veranderen, waardoor de competitie tussen uitgevers en softwareleveranciers wordt vergroot.  

Laten we samen vaststellen wat nodig is voor een goed functionerende leermiddelenmarkt. Een markt met voldoende aanbod, transparantie en keuzevrijheid, met betaalbare producten en waar persoonsgegevens veilig zijn. Het vraagt ook om politieke aandacht om samen de publieke waarden op de leermiddelenmarkt te waarborgen.  

Zorgen over de publieke waarden op de leermiddelenmarkt 
 

  • Ongelijk speelveld, beperkte keuzevrijheid − Partijen hebben niet onder dezelfde condities toegang tot de keten. 
  • Afhankelijkheid en lock-ins − Scholen en edtech-partijen kunnen lastig overstappen tussen bigtech-leveranciers. Hierdoor kunnen de prijzen stijgen en de voorwaarden verslechteren.  
  • Inbreuken op privacy − De voorwaarden voor het gebruik en het delen van persoonsgegevens zijn onduidelijk.  
  • Marktverschraling − Het aantal concurrerende partijen en producten neemt af – en daarmee de keuzevrijheid en marktwerking.  
  • Hoge kosten − Eigenaren en investeerders daarachter verlangen een hoger rendement. Dit kan leiden tot hogere prijzen en verschraling van het aanbod.  

Over de auteur Willem-Jan van Elk

Willem-Jan van Elk is strategisch adviseur leermiddelen en toetsen bij Kennisnet en expert op het gebied van de (digitale) leermiddelenmarkt.

Willem-Jan van Elk

De onderwerpen waarover wij publiceren